Veel jonge mensen verreiken hun curriculum vitae en levenservaring met het doen van vrijwilligerswerk in landen die economisch nog volop in ontwikkeling zijn. De afgelopen tijd zetten critici steeds meer vraagtekens bij dit zogenaamde ‘voluntourism’. Zijn het de inwoners van de landen die daar beter van worden, of vooral de westerlingen die er naartoe trekken?
Veel jonge mensen verreiken hun curriculum vitae en levenservaring met het doen van vrijwilligerswerk in landen die economisch nog volop in ontwikkeling zijn. De afgelopen tijd zetten critici steeds meer vraagtekens bij dit zogenaamde ‘voluntourism’. Zijn het de inwoners van de landen die daar beter van worden, of vooral de westerlingen die er naartoe trekken?
Illustratie: Chitra Mohanlal
Iedereen kent ze onderhand wel: de mooie vakantiefoto’s die gepost worden op social media door mensen die vrijwilligerswerk in een ontwikkelingsland hebben gedaan. Voor de mensen in kwestie ongetwijfeld een bijzondere ervaring die ze naar huis liet gaan met een goed gevoel over zichzelf. Deze combinatie van toerisme (tourism) en vrijwilligerswerk (volunteering) noemt men ook wel voluntourism. Het is een populaire vorm van reizen, vooral onder jongeren. Organisaties zoals Unicef kijken echter steeds kritischer naar voluntourism. Voluntourism zou helemaal niet zo goed zijn als vrijwilligers vaak denken en zou zelfs schade teweegbrengen.
Er zijn verschillende soorten projecten die je kunt doen, maar het meest populair zijn de projecten met kleine kinderen in weeshuizen. Zo populair zelfs dat het aantal weeshuizen blijft groeien, terwijl het aantal weeskinderen in werkelijkheid lijkt te dalen. Uit onderzoek blijkt dat van de 134 miljoen ‘weeskinderen’ in weeshuizen, bijna tachtig procent nog één of beide ouders heeft (Better Care Network, 2016b; aangehaald in Unicef, 2018). Unicef (2018) schat dat er 2,7 miljoen kinderen niet door familieleden of de gemeenschap worden opgevangen ten gevolge van voluntourism, terwijl hier wel de mogelijkheid voor is. De kinderen worden naar weeshuizen gestuurd omdat ze daar geld opleveren. Weeshuizen zijn dus eigenlijk een business waarin veel geld wordt omgezet.
Zelf heb ik op mijn zeventiende samen met mijn moeder vrijwilligerswerk gedaan in een weeshuis in Ghana. We kwamen hierbij terecht via een grote internationale organisatie die allerlei mooie projecten organiseerde waar je je voor aan kon melden. We gaven les en hielpen in het weeshuis. Een hele mooie en dankbare ervaring, zo leek het. Je betaalde een flink bedrag om te mogen helpen. Achteraf besloten we een jongen te sponsoren die we daar hadden ontmoet, iets wat we nu al zo’n zeven jaar doen. Laatst nam een vrouw uit de Verenigde Staten echter contact met ons op. Zij had twee vrienden van deze jongen geadopteerd en vertelde ons dat het geld dat wij doneerden niet bij hem terechtkwam. Het geld bleek bestemd te zijn voor ‘het weeshuis in het algemeen’, maar in werkelijkheid ging het grootste deel van het bedrag in de eigen zak van de eigenaren van het weeshuis. We bleken opgelicht te worden. Met alle goede bedoelingen die ik had heb ook ik dus onwetend bijgedragen aan de zogeheten wezenindustrie.
“Het aantal projecten groeit terwijl er steeds meer bekend is over de negatieve gevolgen”
Ieder jaar groeit het aantal projecten en vrijwilligers terwijl er steeds meer bekend wordt over de negatieve gevolgen van voluntourism (Unicef, 2008). Als je hoort over de grote aantallen vrijwilligers kun je je eigenlijk gelijk al afvragen: in hoeverre zijn al deze vrijwilligers bekwaam om het werk te doen dat ze doen? Ik was dat in ieder geval zeker niet toen ik vrijwilligerswerk deed in Ghana. Mensen worden bijvoorbeeld vaak zonder enige ervaring met lesgeven voor een klas gezet. Ze werken daarnaast met kinderen met ernstige trauma’s. Deze kinderen komen met allerlei mensen in aanraking die geen idee hebben van de mogelijke negatieve impact van hun gedrag en aanwezigheid op de emotionele en sociale stabiliteit van deze kinderen. Deze kinderen krijgen hierdoor niet de hulp die ze zouden moeten krijgen. Weeshuiseigenaren beschermen de kinderen niet genoeg door toe te staan dat ongekwalificeerde mensen met deze kwetsbare kinderen kunnen werken. Naast ongekwalificeerde vrijwilligers is er namelijk ook toegang tot de kinderen voor mensen met minder goede bedoelingen. Dit leidt tot vele gevallen van (seksueel) misbruik van de kinderen (Unicef, 2018). In Nederland worden kinderen uit vergelijkbare groepen hiervoor beschermd door strenge regels.
Het steeds wisselen van vrijwilligers is zeer schadelijk voor de psychosociale ontwikkeling van de kinderen. Uit onderzoek is gebleken dat het altijd wisselen van de vrijwilligers in de weeshuizen een negatief effect hebben op de hechting van de kinderen (Richter & Norman, 2010). Dit effect blijkt nog groter als vrijwilligers hun werk om niet-altruïstische redenen doen, zoals zelfontplooiing of ontdekkings-georiënteerde motivaties (Gillath et al., 2005).
“Het wisselen van vrijwilligers is schadelijk voor de ontwikkeling van kinderen”
Hoewel ik het nu vooral heb over voluntourism met kinderen, beperken de negatieve effecten hiervan zich niet alleen tot deze groep. Uit onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat ook medisch voluntourism negatieve effecten heeft (McLennan, 2014). Medisch voluntourism houdt in dat gezondheidswerkers reizen naar een ander land om medische diensten te verlenen. Het feit dat jonge westerlingen de middelen hebben om te reizen naar een ‘derde wereldland’ en daar vrijwilligerswerk te doen benadrukt de verschillen tussen ‘ons’ westerlingen en ‘hen’ als hulpbehoevende. Dit versterkt stereotypen van ‘de zwakke ander’ waardoor een ‘wij en zij’-mindset bestaat (McLennan, 2014). Ongelijkheden verergeren op deze manier en afhankelijkheid wordt gecultiveerd. Door deze mindset behandelen westerlingen deze mensen (vaak onbedoeld) anders. Zo nemen ze ongevraagd foto’s van iedereen in hun dagelijks leven. Men portretteert ze als ‘arm maar gelukkig’, wat een simplificatie is van de werkelijkheid. Een ander, meer indirect gevolg is dat kinderen uit Afrika systematisch geadopteerd worden om ze te ‘redden’ (AFCP, 2012). Hoewel interactie tussen vrijwilligers en de mensen van het gastland kan zorgen voor meer begrip en vriendschap tussen de twee groepen, zit hier dus ook zeker een keerzijde aan. Onderzoek liet zien dat hoe meer verschillend de vrijwilligers van de bewoners van het land zelf zijn, hoe minder acceptatie en tolerantie er naar de vrijwilligers is (Woosnam & Lee, 2011). Interactie tussen twee groepen is daarentegen zeer belangrijk (dan wel niet essentieel) om uiteindelijk stereotypen te verminderen (Nyaupaune et al., 2008). Het contact tussen de vrijwilligers en de mensen van het land op zich is dus niet het probleem, maar de manier waarop dat contact verloopt zorgt voor een verkeerde mindset van westerlingen naar de mensen in ontwikkelingslanden.
Er zouden strengere regels moeten komen omtrent vrijwilligerswerk in het buitenland. De VVD pleit al voor een verbod op weeshuistoerisme. Ook op de promotie van het werk zouden strengere regels moeten komen. Neem bijvoorbeeld AIESEC, een zeer grote en bekende studentenorganisatie. AIESEC promoot vrijwilligerswerk in het buitenland met teksten zoals ‘als wij het niet doen, wie dan wel?’ Hierbij wordt het boosten van je cv sterk benadrukt. Deze organisatie wordt volledig gerund door studenten. Het is te betwijfelen of zij zich bewust zijn van de schadelijke effecten van het vrijwilligerswerk op bijvoorbeeld de kinderen van de projecten die zij daar doen.
“Er zijn ook goede kanten aan het vrijwilligerswerk in het buitenland”
Er zijn ook goede kanten aan vrijwilligerswerk doen in het buitenland. Zoals net genoemd zorgt het ook voor vriendschappen en meer begrip tussen twee groepen. Hierdoor ontstaat er een beter intercultureel begrip (Coghland & Good, 2010, aangehaald in Guttentag, 2009) en dit kan op de lange termijn zorgen voor het verdwijnen van stereotypen (Elliott 2008, aangehaald in Guttentag, 2009). Los daarvan kunnen vrijwilligers ook goed werk doen en is echt niet alles wat de westerse mens doet schadelijk voor de mensen daar. Er kan bijvoorbeeld worden voorzien in kennis en middelen (zoals gelddonaties) die daar ter plekke nodig zijn.
De vraagt die nu blijft hangen is: hoe kunnen we wel echt helpen? Helaas is hier geen eenduidig antwoord op. Wel is het duidelijk dat het belangrijk is dat we beter kijken naar wat de inwoners van een land nu werkelijk nodig hebben en hoe we dit het beste voor elkaar kunnen krijgen. Zo zouden we er vaker voor kunnen kiezen om mensen ter plekke in te huren in plaats van vrijwilligers te sturen. Vaak kun je dan lokale mensen sturen die beter gekwalificeerd zijn om muurtjes te metselen of weeskinderen te verzorgen dan de mensen die nu gaan om dit te doen. Dit levert naast meer waterputten en scholen (en dus draagvlak in de gemeenschap) ook extra werkgelegenheid op voor de lokale bevolking.
Als je graag vrijwilligerswerk in het buitenland wilt doen is het belangrijk om na te gaan of je met een relevante opleiding of werkervaring aan de slag kan en of je voor langere tijd wilt verbinden aan een goed doel. Als je geen relevante opleiding hebt kun je bijvoorbeeld rapporten maken, voorlichting geven of als vertaler aan de slag. Dit klinkt wellicht minder spannend, maar is wel erg nuttig. Gewoon toerist zijn is ook al goed voor de economie in het buitenland. Overigens is er ook genoeg vrijwilligerswerk in Nederland te doen. Er zijn talloze eenzame ouderen, vluchtelingen en gehandicapten bijvoorbeeld die je hulp kunt bieden als vrijwilliger. <<
Bronnen
– The African Child Policy Forum (AFCP). (2012). Intercountry Adoption An African Perspective. Geraadpleegd op 22 maart 2019 van http://www.africanchildforum.org/clr/Harmonisation%20of%20Laws%20in%20Africa/ Publications/supplementary-acpf-ica2_en.pdf/.
– Gillath, O., Shaver, P.R., Mikulincer, M., Nitzberg, R.E., Erez, A., & IJzendoorn, M. H. (2005). Attachment, caregiving, and volunteering: Placing volunteerism in an attachment-theoretical framework. Personal Relationships, 12(4), 425–446.
– Guttentag, D. 2009, The possible negative impacts of volunteer tourism. International journal of tourism, 11, 5, pp. 537-551.
– McLennan, S. (2014). Medical voluntourism in Honduras: “Helping” the poor? Progress in Development Studies, 14(2), 163–179.
– Nyaupane, G. P., Teye, V., & Paris, C. (2008). Innocents abroad: Attitude changetoward hosts. Annals of Tourism Research, 35(3), 650–677.
– Richter, L. M., & Norman, A. (2010). AIDS orphan tourism: A threat to young children in residential care. Vulnerable Children and Youth Studies, 5(3), 217–229.
– Unicef. (2018). Weeshuistoerisme. Opgehaald op 10 maart 2019 van https://www.unicef.nl/files/PWS%20Weeshuistoerisme%202017.pdf/.
Iedereen kent ze onderhand wel: de mooie vakantiefoto’s die gepost worden op social media door mensen die vrijwilligerswerk in een ontwikkelingsland hebben gedaan. Voor de mensen in kwestie ongetwijfeld een bijzondere ervaring die ze naar huis liet gaan met een goed gevoel over zichzelf. Deze combinatie van toerisme (tourism) en vrijwilligerswerk (volunteering) noemt men ook wel voluntourism. Het is een populaire vorm van reizen, vooral onder jongeren. Organisaties zoals Unicef kijken echter steeds kritischer naar voluntourism. Voluntourism zou helemaal niet zo goed zijn als vrijwilligers vaak denken en zou zelfs schade teweegbrengen.
Er zijn verschillende soorten projecten die je kunt doen, maar het meest populair zijn de projecten met kleine kinderen in weeshuizen. Zo populair zelfs dat het aantal weeshuizen blijft groeien, terwijl het aantal weeskinderen in werkelijkheid lijkt te dalen. Uit onderzoek blijkt dat van de 134 miljoen ‘weeskinderen’ in weeshuizen, bijna tachtig procent nog één of beide ouders heeft (Better Care Network, 2016b; aangehaald in Unicef, 2018). Unicef (2018) schat dat er 2,7 miljoen kinderen niet door familieleden of de gemeenschap worden opgevangen ten gevolge van voluntourism, terwijl hier wel de mogelijkheid voor is. De kinderen worden naar weeshuizen gestuurd omdat ze daar geld opleveren. Weeshuizen zijn dus eigenlijk een business waarin veel geld wordt omgezet.
Zelf heb ik op mijn zeventiende samen met mijn moeder vrijwilligerswerk gedaan in een weeshuis in Ghana. We kwamen hierbij terecht via een grote internationale organisatie die allerlei mooie projecten organiseerde waar je je voor aan kon melden. We gaven les en hielpen in het weeshuis. Een hele mooie en dankbare ervaring, zo leek het. Je betaalde een flink bedrag om te mogen helpen. Achteraf besloten we een jongen te sponsoren die we daar hadden ontmoet, iets wat we nu al zo’n zeven jaar doen. Laatst nam een vrouw uit de Verenigde Staten echter contact met ons op. Zij had twee vrienden van deze jongen geadopteerd en vertelde ons dat het geld dat wij doneerden niet bij hem terechtkwam. Het geld bleek bestemd te zijn voor ‘het weeshuis in het algemeen’, maar in werkelijkheid ging het grootste deel van het bedrag in de eigen zak van de eigenaren van het weeshuis. We bleken opgelicht te worden. Met alle goede bedoelingen die ik had heb ook ik dus onwetend bijgedragen aan de zogeheten wezenindustrie.
“Het aantal projecten groeit terwijl er steeds meer bekend is over de negatieve gevolgen”
Ieder jaar groeit het aantal projecten en vrijwilligers terwijl er steeds meer bekend wordt over de negatieve gevolgen van voluntourism (Unicef, 2008). Als je hoort over de grote aantallen vrijwilligers kun je je eigenlijk gelijk al afvragen: in hoeverre zijn al deze vrijwilligers bekwaam om het werk te doen dat ze doen? Ik was dat in ieder geval zeker niet toen ik vrijwilligerswerk deed in Ghana. Mensen worden bijvoorbeeld vaak zonder enige ervaring met lesgeven voor een klas gezet. Ze werken daarnaast met kinderen met ernstige trauma’s. Deze kinderen komen met allerlei mensen in aanraking die geen idee hebben van de mogelijke negatieve impact van hun gedrag en aanwezigheid op de emotionele en sociale stabiliteit van deze kinderen. Deze kinderen krijgen hierdoor niet de hulp die ze zouden moeten krijgen. Weeshuiseigenaren beschermen de kinderen niet genoeg door toe te staan dat ongekwalificeerde mensen met deze kwetsbare kinderen kunnen werken. Naast ongekwalificeerde vrijwilligers is er namelijk ook toegang tot de kinderen voor mensen met minder goede bedoelingen. Dit leidt tot vele gevallen van (seksueel) misbruik van de kinderen (Unicef, 2018). In Nederland worden kinderen uit vergelijkbare groepen hiervoor beschermd door strenge regels.
Het steeds wisselen van vrijwilligers is zeer schadelijk voor de psychosociale ontwikkeling van de kinderen. Uit onderzoek is gebleken dat het altijd wisselen van de vrijwilligers in de weeshuizen een negatief effect hebben op de hechting van de kinderen (Richter & Norman, 2010). Dit effect blijkt nog groter als vrijwilligers hun werk om niet-altruïstische redenen doen, zoals zelfontplooiing of ontdekkings-georiënteerde motivaties (Gillath et al., 2005).
“Het wisselen van vrijwilligers is schadelijk voor de ontwikkeling van kinderen”
Hoewel ik het nu vooral heb over voluntourism met kinderen, beperken de negatieve effecten hiervan zich niet alleen tot deze groep. Uit onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat ook medisch voluntourism negatieve effecten heeft (McLennan, 2014). Medisch voluntourism houdt in dat gezondheidswerkers reizen naar een ander land om medische diensten te verlenen. Het feit dat jonge westerlingen de middelen hebben om te reizen naar een ‘derde wereldland’ en daar vrijwilligerswerk te doen benadrukt de verschillen tussen ‘ons’ westerlingen en ‘hen’ als hulpbehoevende. Dit versterkt stereotypen van ‘de zwakke ander’ waardoor een ‘wij en zij’-mindset bestaat (McLennan, 2014). Ongelijkheden verergeren op deze manier en afhankelijkheid wordt gecultiveerd. Door deze mindset behandelen westerlingen deze mensen (vaak onbedoeld) anders. Zo nemen ze ongevraagd foto’s van iedereen in hun dagelijks leven. Men portretteert ze als ‘arm maar gelukkig’, wat een simplificatie is van de werkelijkheid. Een ander, meer indirect gevolg is dat kinderen uit Afrika systematisch geadopteerd worden om ze te ‘redden’ (AFCP, 2012). Hoewel interactie tussen vrijwilligers en de mensen van het gastland kan zorgen voor meer begrip en vriendschap tussen de twee groepen, zit hier dus ook zeker een keerzijde aan. Onderzoek liet zien dat hoe meer verschillend de vrijwilligers van de bewoners van het land zelf zijn, hoe minder acceptatie en tolerantie er naar de vrijwilligers is (Woosnam & Lee, 2011). Interactie tussen twee groepen is daarentegen zeer belangrijk (dan wel niet essentieel) om uiteindelijk stereotypen te verminderen (Nyaupaune et al., 2008). Het contact tussen de vrijwilligers en de mensen van het land op zich is dus niet het probleem, maar de manier waarop dat contact verloopt zorgt voor een verkeerde mindset van westerlingen naar de mensen in ontwikkelingslanden.
Er zouden strengere regels moeten komen omtrent vrijwilligerswerk in het buitenland. De VVD pleit al voor een verbod op weeshuistoerisme. Ook op de promotie van het werk zouden strengere regels moeten komen. Neem bijvoorbeeld AIESEC, een zeer grote en bekende studentenorganisatie. AIESEC promoot vrijwilligerswerk in het buitenland met teksten zoals ‘als wij het niet doen, wie dan wel?’ Hierbij wordt het boosten van je cv sterk benadrukt. Deze organisatie wordt volledig gerund door studenten. Het is te betwijfelen of zij zich bewust zijn van de schadelijke effecten van het vrijwilligerswerk op bijvoorbeeld de kinderen van de projecten die zij daar doen.
“Er zijn ook goede kanten aan het vrijwilligerswerk in het buitenland”
Er zijn ook goede kanten aan vrijwilligerswerk doen in het buitenland. Zoals net genoemd zorgt het ook voor vriendschappen en meer begrip tussen twee groepen. Hierdoor ontstaat er een beter intercultureel begrip (Coghland & Good, 2010, aangehaald in Guttentag, 2009) en dit kan op de lange termijn zorgen voor het verdwijnen van stereotypen (Elliott 2008, aangehaald in Guttentag, 2009). Los daarvan kunnen vrijwilligers ook goed werk doen en is echt niet alles wat de westerse mens doet schadelijk voor de mensen daar. Er kan bijvoorbeeld worden voorzien in kennis en middelen (zoals gelddonaties) die daar ter plekke nodig zijn.
De vraagt die nu blijft hangen is: hoe kunnen we wel echt helpen? Helaas is hier geen eenduidig antwoord op. Wel is het duidelijk dat het belangrijk is dat we beter kijken naar wat de inwoners van een land nu werkelijk nodig hebben en hoe we dit het beste voor elkaar kunnen krijgen. Zo zouden we er vaker voor kunnen kiezen om mensen ter plekke in te huren in plaats van vrijwilligers te sturen. Vaak kun je dan lokale mensen sturen die beter gekwalificeerd zijn om muurtjes te metselen of weeskinderen te verzorgen dan de mensen die nu gaan om dit te doen. Dit levert naast meer waterputten en scholen (en dus draagvlak in de gemeenschap) ook extra werkgelegenheid op voor de lokale bevolking.
Als je graag vrijwilligerswerk in het buitenland wilt doen is het belangrijk om na te gaan of je met een relevante opleiding of werkervaring aan de slag kan en of je voor langere tijd wilt verbinden aan een goed doel. Als je geen relevante opleiding hebt kun je bijvoorbeeld rapporten maken, voorlichting geven of als vertaler aan de slag. Dit klinkt wellicht minder spannend, maar is wel erg nuttig. Gewoon toerist zijn is ook al goed voor de economie in het buitenland. Overigens is er ook genoeg vrijwilligerswerk in Nederland te doen. Er zijn talloze eenzame ouderen, vluchtelingen en gehandicapten bijvoorbeeld die je hulp kunt bieden als vrijwilliger. <<