In Laat me toch niet gek zijn lees je gesprekken tussen de neuropsycholoog A.K. Benjamin (een pseudoniem voor de schrijver) en zijn patiënten. Elk hoofdstuk komt een andere patiënt aan bod. Soms observeer je het gesprek van een afstandje, soms wordt je meegesleept in de ervaring van de neuropsycholoog en soms wordt je als lezer aangesproken alsof je zelf de patiënt bent. Een vrouw bij wie de degeneratie van cognitieve functies snel is begonnen, een avontuurlijke, energieke vijftigjarige die bij een van zijn avonturen verkeerd landde, een kind dat een flatscreen-tv op haar hoofd kreeg toen haar vader deze aan de muur probeerde te monteren, allemaal komen ze bij hem op spreekuur. Het boek laat zien dat iedereen, ongeacht sociaaleconomische status, achtergrond, leeftijd of geslacht, kans heeft op een neuropsychologische stoornis. Ook de neuropsycholoog zelf heeft wel eens last gehad van psychische moeilijkheden. Hierover schrijft hij: ‘het werd duidelijk dat ik het vangnet van de psychisch robuuste mens miste, een vangnet dat ik automatisch had beschouwd als onderdeel van mijn erfgoed, van het feit dat ik blank was, hoogopgeleid, burgerlijk.’
Al meteen aan het begin van het boek wordt duidelijk dat er tijdens de gesprekken veel gedachten rondzweven in het hoofd van de neuropsycholoog. Hij koppelt woorden van zijn patiënten meteen aan recent onderzoek, filosofische theorieën, bevindingen uit de neurowetenschap en kritiek op zijn vakgebied. Later in het boek worden deze gedachten echter zorgwekkender. Het onvermijdelijke, wat we liever niet onder ogen komen, wordt duidelijk: psychologen zijn ook gewoon mensen. Mensen, met gevoelens, gedachten, emoties en (voor)oordelen. Regelmatig let Benjamin niet op tijdens de gesprekken, verzet hij afspraken zodat hij nog maar halve dagen werkt en raffelt hij dossiers af. Zijn persoonlijke leven verweeft zich steeds meer met zijn zakelijke leven.
Langzamerhand wordt de wens van zijn patiënten: laat me toch niet gek zijn, waarvan hij vaak moet mededelen dat deze niet uitkomt, steeds toepasbaarder op zijn eigen situaties. Met zijn soort acties zou naar het tuchtcollege moeten worden gegaan, maar hij meldt zijn situatie nergens. Het stereotype van de dokter die geen advies van andere dokters kan aannemen wordt bevestigd. Benjamin volgt het advies dat hij aan zijn patiënten geeft niet op en zijn behandeling bij de psycholoog wordt een klinische interventie genoemd, om het minder zwaar te laten klinken.
Hoewel ik het boek erg sterk vond beginnen, met heldere beschrijvingen van de gesprekken tussen patiënt en neuropsycholoog en de associaties die hij daarbij maakt, vond ik het later minder goed te volgen. Wanneer Benjamins persoonlijke leven verweven raakt met zijn zakelijke leven, wordt het onduidelijk wie de patiënt is en wie de neuropsycholoog, en lijkt de titel Laat me toch niet gek zijn ook op de lezer te slaan. Hoewel dit moeilijke onderscheid tussen patiënt en neuropsycholoog de bedoeling van het boek was, als ik de achterkant mag geloven, vond ik het midden van het boek moeilijk door te komen. Dit kwam vooral doordat daar ook verschillende verhaallijnen in het persoonlijke leven van de neuropsycholoog door elkaar heen lopen. Aan het eind van het boek begrijp je de verhaallijnen beter, maar het zou makkelijker lezen als dit al iets eerder duidelijk is.
Laat me toch niet gek zijn biedt veel kritiek op hedendaagse psychologie en bevat neuropsychologische en filosofie theorieën en is daarom een aanrader voor mensen met veel kennis over psychologie. Ik zou wel aanraden om het boek in zijn originele taal, Engels, te lezen (Let me not be mad), omdat veel instanties in de geestelijke gezondheidszorg in Engeland, waar het boek zich afspeelt, toch moeilijk naar het Nederlands te vertalen zijn. Hoewel de verwevenheid van het persoonlijke leven met het zakelijke leven van de neuropsycholoog wat ingewikkeld leest, zou ik Laat me toch niet gek zijn aanraden als een mooi boek over de relatie tussen neuropsycholoog en patiënt.
Te verkrijgen in lokale boekwinkels of online vanaf €21,99.
In Laat me toch niet gek zijn lees je gesprekken tussen de neuropsycholoog A.K. Benjamin (een pseudoniem voor de schrijver) en zijn patiënten. Elk hoofdstuk komt een andere patiënt aan bod. Soms observeer je het gesprek van een afstandje, soms wordt je meegesleept in de ervaring van de neuropsycholoog en soms wordt je als lezer aangesproken alsof je zelf de patiënt bent. Een vrouw bij wie de degeneratie van cognitieve functies snel is begonnen, een avontuurlijke, energieke vijftigjarige die bij een van zijn avonturen verkeerd landde, een kind dat een flatscreen-tv op haar hoofd kreeg toen haar vader deze aan de muur probeerde te monteren, allemaal komen ze bij hem op spreekuur. Het boek laat zien dat iedereen, ongeacht sociaaleconomische status, achtergrond, leeftijd of geslacht, kans heeft op een neuropsychologische stoornis. Ook de neuropsycholoog zelf heeft wel eens last gehad van psychische moeilijkheden. Hierover schrijft hij: ‘het werd duidelijk dat ik het vangnet van de psychisch robuuste mens miste, een vangnet dat ik automatisch had beschouwd als onderdeel van mijn erfgoed, van het feit dat ik blank was, hoogopgeleid, burgerlijk.’
Al meteen aan het begin van het boek wordt duidelijk dat er tijdens de gesprekken veel gedachten rondzweven in het hoofd van de neuropsycholoog. Hij koppelt woorden van zijn patiënten meteen aan recent onderzoek, filosofische theorieën, bevindingen uit de neurowetenschap en kritiek op zijn vakgebied. Later in het boek worden deze gedachten echter zorgwekkender. Het onvermijdelijke, wat we liever niet onder ogen komen, wordt duidelijk: psychologen zijn ook gewoon mensen. Mensen, met gevoelens, gedachten, emoties en (voor)oordelen. Regelmatig let Benjamin niet op tijdens de gesprekken, verzet hij afspraken zodat hij nog maar halve dagen werkt en raffelt hij dossiers af. Zijn persoonlijke leven verweeft zich steeds meer met zijn zakelijke leven.
Langzamerhand wordt de wens van zijn patiënten: laat me toch niet gek zijn, waarvan hij vaak moet mededelen dat deze niet uitkomt, steeds toepasbaarder op zijn eigen situaties. Met zijn soort acties zou naar het tuchtcollege moeten worden gegaan, maar hij meldt zijn situatie nergens. Het stereotype van de dokter die geen advies van andere dokters kan aannemen wordt bevestigd. Benjamin volgt het advies dat hij aan zijn patiënten geeft niet op en zijn behandeling bij de psycholoog wordt een klinische interventie genoemd, om het minder zwaar te laten klinken.
Hoewel ik het boek erg sterk vond beginnen, met heldere beschrijvingen van de gesprekken tussen patiënt en neuropsycholoog en de associaties die hij daarbij maakt, vond ik het later minder goed te volgen. Wanneer Benjamins persoonlijke leven verweven raakt met zijn zakelijke leven, wordt het onduidelijk wie de patiënt is en wie de neuropsycholoog, en lijkt de titel Laat me toch niet gek zijn ook op de lezer te slaan. Hoewel dit moeilijke onderscheid tussen patiënt en neuropsycholoog de bedoeling van het boek was, als ik de achterkant mag geloven, vond ik het midden van het boek moeilijk door te komen. Dit kwam vooral doordat daar ook verschillende verhaallijnen in het persoonlijke leven van de neuropsycholoog door elkaar heen lopen. Aan het eind van het boek begrijp je de verhaallijnen beter, maar het zou makkelijker lezen als dit al iets eerder duidelijk is.
Laat me toch niet gek zijn biedt veel kritiek op hedendaagse psychologie en bevat neuropsychologische en filosofie theorieën en is daarom een aanrader voor mensen met veel kennis over psychologie. Ik zou wel aanraden om het boek in zijn originele taal, Engels, te lezen (Let me not be mad), omdat veel instanties in de geestelijke gezondheidszorg in Engeland, waar het boek zich afspeelt, toch moeilijk naar het Nederlands te vertalen zijn. Hoewel de verwevenheid van het persoonlijke leven met het zakelijke leven van de neuropsycholoog wat ingewikkeld leest, zou ik Laat me toch niet gek zijn aanraden als een mooi boek over de relatie tussen neuropsycholoog en patiënt.
Te verkrijgen in lokale boekwinkels of online vanaf €21,99.