Uitdrukkingen als ‘doe niet zo auti’, ‘ik ben depri’ of ‘mijn OCD komt nu echt naar boven’ worden terloops gebruikt door en voor mensen die nooit gediagnosticeerd zijn met een stoornis. Wat is het effect hiervan op echte patiënten? Wordt het stigma doorbroken, doordat er meer over psychische problematiek gepraat wordt, of werkt dit gebruik van labels juist stigmatiserend?
Uitdrukkingen als ‘doe niet zo auti’, ‘ik ben depri’ of ‘mijn OCD komt nu echt naar boven’ worden terloops gebruikt door en voor mensen die nooit gediagnosticeerd zijn met een stoornis. Wat is het effect hiervan op echte patiënten? Wordt het stigma doorbroken, doordat er meer over psychische problematiek gepraat wordt, of werkt dit gebruik van labels juist stigmatiserend?
Het is 24 mei 2019. Theresa May geeft aan dat zij twee weken later zal aftreden als leider van de Conservative Party en zal aanblijven als premier totdat er een opvolger is. Correspondent Patrick van IJzendoorn schrijft in de Volkskrant (2019) een artikel over alle keren dat May de mist in ging. ‘Juist in een tijd waarin de Britten snakten naar een inspirerende leider, kregen ze een robot met autistische trekjes,’ schrijft hij. Na veel boze reacties wegens het gebruik van autisme in een negatieve en denigrerende context komt even later onderaan dit artikel te staan: ‘Verbetering: In een eerdere versie van dit stuk werden May “autistische” trekjes toegedicht. Dat vonden we achteraf bezien weinig smaakvol.’ Op Facebook blijft de tekst staan, maar biedt de Volkskrant wel haar excuses aan, waarin ze ook meende de kritiek die ze hierop kreeg ter harte te nemen.
Waarom de lezers zo boos zijn om het gebruik van autisme in deze context wordt goed geïllustreerd in een artikel van De Speld getiteld ‘“Haha, ik ben echt een autist”, aldus de vrouw die het gewoon leuk vindt als een paar kleurpotloden op een rijtje liggen’ (Buurman, 2018). Waar De Speld eigenlijk een website voor satire is, komt dit artikel pijnlijk dicht bij de waarheid. Het artikel beschrijft een (imaginaire) vrouw die een beetje van orde en regelmaat houdt, wel eens moet wennen aan verandering en het ook wel eens vervelend vindt als een potlood op de verkeerde plek in de kleurdoos ligt. Of zoals ze het zelf zegt: ‘haha, ja, ik ben echt een autist.’ Na de confrontatie dat ze de beperkingen van anderen niet serieus neemt door ze gebrekkig te interpreteren en ze alleen te gebruiken als uitvergrotingen van haar schijnbaar eigenzinnige karakter, lacht ze zelfbewust: ‘haha, ik ben zo’n narcist.’
De Speld doet een schot in de roos; het lijkt populair te zijn geworden om labels – die in het leven werden geroepen om duidelijke classificaties te maken binnen psychische problematiek – te plakken op trekjes die ook maar enigszins geassocieerd kunnen worden met dit label. Je ex van wie je niet begrijpt waarom hij of zij het heeft uitgemaakt, is nu ineens bipolair; iemand die veel selfies maakt is narcistisch; een collega die zich moeilijk kan inleven in anderen is een psychopaat; iemand die een dag niet helemaal lekker in zijn vel zit is ‘depri’; iemand die een weinig flexibele manier van aanpakken heeft wordt ‘auti’ genoemd; je vriend met het supernette huis heeft een dwangstoornis. Dat al deze mensen nooit gediagnosticeerd zijn met een stoornis en dat dit label hen dus niet toebehoort lijkt dan niet uit te maken.
“Elkaar labels opplakken is schadelijk voor echte patiënten”
Maar elkaar labels opplakken is schadelijk voor echte patiënten, waarschuwt schrijver en journalist Mirthe Berentsen in haar artikel voor de Volkskrant (2018), waarin ze betoogt dat we elkaar niet zo snel autist, narcist of psychopaat moeten noemen. Berentsen werkte van november 2017 tot februari 2018 in een psychiatrisch ziekenhuis in Brooklyn, New York namens de organisatie Beautiful Distress. Deze organisatie zet zich in om stigma’s rond geestelijke gezondheid te doorbreken met kunst en literatuur. In New York heeft Berentsen het gevaar gezien van de menselijke behoefte om te strooien met labels: het leidt ertoe dat we andere mensen ontmenselijken en objectiveren. Ze stelt dat er een cultuur ontstaat waarin het steeds moeilijker wordt om hulp te vragen of te praten over psychische problemen, doordat labels zo terloops en gemakzuchtig worden gebruikt.
Hoewel het misschien lijkt alsof stigma’s doorbroken worden, doordat meer mensen kennis hebben van de symptomen van stoornissen, denk ik dat dit strooien met labels juist ontzettend stigmatiserend kan werken. Op ‘afwijkend’ menselijk gedrag wordt meteen een label geplakt, waardoor weinig acceptatie voor menselijke diversiteit overblijft. Men wordt pas serieus genomen als zijn of haar gedrag ‘gediagnosticeerd’ is en er is nog maar weinig taal om uit te drukken dat je je gewoon boos of verdrietig voelt. Tegelijkertijd krijgen mensen met een stoornis de boodschap dat ze zich niet zo moeten aanstellen, want ‘iedereen is wel een beetje autistisch’.
Bert van den Bergh – filosoof en psycholoog – schreef onlangs het boek De schaduw van de zwarte hond: Depressie als symptoom voor onze tijd waarin hij verkent wat het ervaren van een depressie betekent. In een interview met schrijfster Nina Polak voor De Correspondent (2019) vertelt hij: ‘het klinkt tegenstrijdig: er rust een taboe op depressie, maar we hebben het er de hele tijd over. Hoewel er steeds meer over gesproken wordt, blijft iedereen beweren dat depressie onbespreekbaar is.’ Van den Bergh stelt dat dit gevoel dat je anderen niet kunt bereiken zélf misschien wel een kenmerk van depressie is, het gevoel om opgesloten te zitten in je eigen ervaring. In zijn boek onderzoekt hij hoe het komt dat de taal waarin vandaag over depressie gesproken wordt medisch en mechanisch is en betrekking op de symptomen heeft, waarbij de ervaring vergeten wordt. Volgens Van den Bergh zijn de symptomen de depressie niet, maar is depressie een existentiële ervaring.
“Op ‘afwijkend’ menselijk gedrag wordt meteen een label geplakt”
Berentsen (2019 vertelt over haar tijd in New York in haar artikel: ‘Met sommige mensen ben ik bevriend geraakt. Wat hun diagnose is weet ik niet, het maakt ook niets uit. (…) Voor mij, als vriend, is het genoeg om te weten dat iemand zo ongelukkig was dat hij niet meer kon werken, zo verdrietig dat uit bed komen onmogelijk leek, zo bang dat de dood de enige uitweg leek. En dat iemand nu alle steun nodig heeft om het leven weer op te kunnen pakken.’ Ook zij merkte dat de ervaring van deze patiënten belangrijker is dan het label dat hier op is geplakt.
In mijn omgeving merk ik dat er op een oppervlakkig niveau meer over stoornissen gesproken wordt. Veel mensen lijken tegenwoordig kennis te hebben over psychische stoornissen, maar deze kennis lijkt niet verder te rijken dan de DSM-symptomen. De ervaring waar Van den Bergh en Berentsen het over hebben blijft niet begrepen. De taboes zijn de wereld nog niet uit. Wanneer we zo gemakzuchtig met labels blijven strooien, in plaats van op deze ervaring te focussen, ben ik bang dat dit nog lang gaat duren.
Toen ik in het eerste jaar het vak Klinische Psychologie volgde maakten de docenten duidelijk dat ze af en toe een grapje maakten om het zware onderwerp luchtig te houden, maar dat we het absoluut moesten aangeven als we deze grapjes te ver vonden gaan. Ik vond dit een fijne sfeer teweegbrengen, maar het blijft lastig om te bepalen wanneer deze grappen geen humor meer bevatten. Ik denk dat het vooral belangrijk is om je, voordat je een grapje maakt, af te vragen wat het met de ervaring doet. Juist door minder met labels te strooien, kunnen we de menselijke diversiteit vieren.
Bronnen
– Berentsen, M (2018). Noem elkaar niet zo snel autist, narcist of psychopaat, betoogtschrijver Mirthe Berentsen. De Volkskrant. Opgehaald op 22 maart 2018 vanhttps://www.volkskrant.nl/columns-opinie/noem-elkaar-niet-zo-snel-autist-narcist-of-psychopaat-betoogt-schrijver-mirthe-berentsen~bf4710cc/
– Buurman, P. (2018). ”Haha, ik ben echt een autist”, aldus de vrouw die het gewoonleuk vindt als een paar kleurpotloden op een rijtje liggen. De Speld Opgehaald op 23 maart 2019 van https://speld.nl/2018/04/06/haha-ik-ben-echt-een-autist-aldus-vrouw-die-het-gewoon-leuk-vindt-als-een-paar-kleurpotloden-op-een-rijtje-liggen/
– Polak, N. (2019). Depressie is een ziekte van de hele maatschappij. De Correspondent. Opgehaald op 2 juni 2019 vanhttps://decorrespondent.nl/9479/depressie-is-een-ziekte-van-de-hele-maatschappij/1060195409603-28031fc0
– Van IJzendoorn, P. (2019). ‘Kamikazepremier’ May miste zelfs het zwaard waarin ze probeerde te vallen. De Volkskrant. Opgehaald op 2 juni 2019 van https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/kamikazepremier-may-miste-zelfs-het-zwaard-waarin-ze-probeerde-te-vallen~bb58dcc5/.
Het is 24 mei 2019. Theresa May geeft aan dat zij twee weken later zal aftreden als leider van de Conservative Party en zal aanblijven als premier totdat er een opvolger is. Correspondent Patrick van IJzendoorn schrijft in de Volkskrant (2019) een artikel over alle keren dat May de mist in ging. ‘Juist in een tijd waarin de Britten snakten naar een inspirerende leider, kregen ze een robot met autistische trekjes,’ schrijft hij. Na veel boze reacties wegens het gebruik van autisme in een negatieve en denigrerende context komt even later onderaan dit artikel te staan: ‘Verbetering: In een eerdere versie van dit stuk werden May “autistische” trekjes toegedicht. Dat vonden we achteraf bezien weinig smaakvol.’ Op Facebook blijft de tekst staan, maar biedt de Volkskrant wel haar excuses aan, waarin ze ook meende de kritiek die ze hierop kreeg ter harte te nemen.
Waarom de lezers zo boos zijn om het gebruik van autisme in deze context wordt goed geïllustreerd in een artikel van De Speld getiteld ‘“Haha, ik ben echt een autist”, aldus de vrouw die het gewoon leuk vindt als een paar kleurpotloden op een rijtje liggen’ (Buurman, 2018). Waar De Speld eigenlijk een website voor satire is, komt dit artikel pijnlijk dicht bij de waarheid. Het artikel beschrijft een (imaginaire) vrouw die een beetje van orde en regelmaat houdt, wel eens moet wennen aan verandering en het ook wel eens vervelend vindt als een potlood op de verkeerde plek in de kleurdoos ligt. Of zoals ze het zelf zegt: ‘haha, ja, ik ben echt een autist.’ Na de confrontatie dat ze de beperkingen van anderen niet serieus neemt door ze gebrekkig te interpreteren en ze alleen te gebruiken als uitvergrotingen van haar schijnbaar eigenzinnige karakter, lacht ze zelfbewust: ‘haha, ik ben zo’n narcist.’
De Speld doet een schot in de roos; het lijkt populair te zijn geworden om labels – die in het leven werden geroepen om duidelijke classificaties te maken binnen psychische problematiek – te plakken op trekjes die ook maar enigszins geassocieerd kunnen worden met dit label. Je ex van wie je niet begrijpt waarom hij of zij het heeft uitgemaakt, is nu ineens bipolair; iemand die veel selfies maakt is narcistisch; een collega die zich moeilijk kan inleven in anderen is een psychopaat; iemand die een dag niet helemaal lekker in zijn vel zit is ‘depri’; iemand die een weinig flexibele manier van aanpakken heeft wordt ‘auti’ genoemd; je vriend met het supernette huis heeft een dwangstoornis. Dat al deze mensen nooit gediagnosticeerd zijn met een stoornis en dat dit label hen dus niet toebehoort lijkt dan niet uit te maken.
“Elkaar labels opplakken is schadelijk voor echte patiënten”
Maar elkaar labels opplakken is schadelijk voor echte patiënten, waarschuwt schrijver en journalist Mirthe Berentsen in haar artikel voor de Volkskrant (2018), waarin ze betoogt dat we elkaar niet zo snel autist, narcist of psychopaat moeten noemen. Berentsen werkte van november 2017 tot februari 2018 in een psychiatrisch ziekenhuis in Brooklyn, New York namens de organisatie Beautiful Distress. Deze organisatie zet zich in om stigma’s rond geestelijke gezondheid te doorbreken met kunst en literatuur. In New York heeft Berentsen het gevaar gezien van de menselijke behoefte om te strooien met labels: het leidt ertoe dat we andere mensen ontmenselijken en objectiveren. Ze stelt dat er een cultuur ontstaat waarin het steeds moeilijker wordt om hulp te vragen of te praten over psychische problemen, doordat labels zo terloops en gemakzuchtig worden gebruikt.
Hoewel het misschien lijkt alsof stigma’s doorbroken worden, doordat meer mensen kennis hebben van de symptomen van stoornissen, denk ik dat dit strooien met labels juist ontzettend stigmatiserend kan werken. Op ‘afwijkend’ menselijk gedrag wordt meteen een label geplakt, waardoor weinig acceptatie voor menselijke diversiteit overblijft. Men wordt pas serieus genomen als zijn of haar gedrag ‘gediagnosticeerd’ is en er is nog maar weinig taal om uit te drukken dat je je gewoon boos of verdrietig voelt. Tegelijkertijd krijgen mensen met een stoornis de boodschap dat ze zich niet zo moeten aanstellen, want ‘iedereen is wel een beetje autistisch’.
Bert van den Bergh – filosoof en psycholoog – schreef onlangs het boek De schaduw van de zwarte hond: Depressie als symptoom voor onze tijd waarin hij verkent wat het ervaren van een depressie betekent. In een interview met schrijfster Nina Polak voor De Correspondent (2019) vertelt hij: ‘het klinkt tegenstrijdig: er rust een taboe op depressie, maar we hebben het er de hele tijd over. Hoewel er steeds meer over gesproken wordt, blijft iedereen beweren dat depressie onbespreekbaar is.’ Van den Bergh stelt dat dit gevoel dat je anderen niet kunt bereiken zélf misschien wel een kenmerk van depressie is, het gevoel om opgesloten te zitten in je eigen ervaring. In zijn boek onderzoekt hij hoe het komt dat de taal waarin vandaag over depressie gesproken wordt medisch en mechanisch is en betrekking op de symptomen heeft, waarbij de ervaring vergeten wordt. Volgens Van den Bergh zijn de symptomen de depressie niet, maar is depressie een existentiële ervaring.
“Op ‘afwijkend’ menselijk gedrag wordt meteen een label geplakt”
Berentsen (2019 vertelt over haar tijd in New York in haar artikel: ‘Met sommige mensen ben ik bevriend geraakt. Wat hun diagnose is weet ik niet, het maakt ook niets uit. (…) Voor mij, als vriend, is het genoeg om te weten dat iemand zo ongelukkig was dat hij niet meer kon werken, zo verdrietig dat uit bed komen onmogelijk leek, zo bang dat de dood de enige uitweg leek. En dat iemand nu alle steun nodig heeft om het leven weer op te kunnen pakken.’ Ook zij merkte dat de ervaring van deze patiënten belangrijker is dan het label dat hier op is geplakt.
In mijn omgeving merk ik dat er op een oppervlakkig niveau meer over stoornissen gesproken wordt. Veel mensen lijken tegenwoordig kennis te hebben over psychische stoornissen, maar deze kennis lijkt niet verder te rijken dan de DSM-symptomen. De ervaring waar Van den Bergh en Berentsen het over hebben blijft niet begrepen. De taboes zijn de wereld nog niet uit. Wanneer we zo gemakzuchtig met labels blijven strooien, in plaats van op deze ervaring te focussen, ben ik bang dat dit nog lang gaat duren.
Toen ik in het eerste jaar het vak Klinische Psychologie volgde maakten de docenten duidelijk dat ze af en toe een grapje maakten om het zware onderwerp luchtig te houden, maar dat we het absoluut moesten aangeven als we deze grapjes te ver vonden gaan. Ik vond dit een fijne sfeer teweegbrengen, maar het blijft lastig om te bepalen wanneer deze grappen geen humor meer bevatten. Ik denk dat het vooral belangrijk is om je, voordat je een grapje maakt, af te vragen wat het met de ervaring doet. Juist door minder met labels te strooien, kunnen we de menselijke diversiteit vieren.