Jarenlang schreef ik ieder jaar op 31 december een uitvoerig verhaal in mijn dagboek over het jaar dat verstreken was. Ik bespeurde de thema’s die mij dat jaar het meest bezig hadden gehouden, en dan ontdekte ik de rode lijn in het verhaal. Ik destilleerde een heel jaar in een aantal pakkende zinnen. Twee jaar geleden stopte ik met deze traditie, omdat het me ineens als zinloos voorkwam om zo expliciet een narratief te verwoorden over de afgelopen 365 dagen. Mijn narratief bedenk ik toch wel, met of zonder afsluitende dagboek-samenvatting. Ik wil het niet meer zo grof opsplitsen in jaren. Toch denk ik, zeker tijdens koude wintermaanden, terug aan de woorden die ik gebruikte om mijn jaren keurig mee af te ronden. Met de terugblik op het terugblikken besef ik nu dat vooral de laatste alinea’s van die dagboekverhalen het meest waardevol waren. In die laatste alinea’s blikte ik vooruit op de toekomst. Ik zette daarin uiteen wat mijn wensen en dromen waren voor het jaar dat zou volgen.
Die dromen gingen nooit over de concrete dingen die ik wilde bereiken. Toen ik bijvoorbeeld nog studeerde, heb ik geen enkele keer opgeschreven dat ik ‘graag al mijn vakken wilde halen’. Ik heb mijn 31-december-verhaal nooit aangetast met concrete, triviale wensen. Ik hoopte nooit op groot succes of uitblinken. Ik heb op 31 december nooit verlangd naar schouderklopjes, prijzen of plakkaten. Ik ben blij met dergelijke dingen, dat wel. Mijn ego spint als een tevreden poes als blijkt dat ik ergens in excelleer, of als ik ontdek dat ik bijzonder geliefd ben. Maar grijpbare successen zijn nooit een voornemen op zich, het is geen grote eindbestemming om flinke prestaties te leveren en dat is nooit duidelijker aan het licht gekomen dan op die laatste decemberdagen.
Dat wil zeggen dat mijn dromen van andere aard zijn. In de samenvattingen in mijn dagboek keek ik naar de toekomst en naar mezelf. Ik was dan net klaar met het schrijven over het verleden en de betekenis die ik daaruit had weten te vissen. Ik wist dat het jaar dat zou komen vol met verrassingen zou zitten: met ongekend geluk, met mensen die me dierbaar waren, met heerlijk saai welzijn, maar ook met hard verlies en tegenslag. Ik bedacht dan wat voor mens ik wilde zijn, wat de woorden ‘integriteit’ en ‘respect’ voor mij betekenden. Ik dacht na over wat het betekent om te vertrouwen op mijn moraal, en hoe ik een rechtschapen mens moest zien te zijn. Mijn dromen gingen over hoe ik mijn best zou doen om al deze dingen te zijn. Om goed te zijn.
Dat waren mijn dromen, ieder jaar opnieuw. Dat zijn mijn dromen nog steeds. Ze zijn weinig concreet, maar ik wil iemand zijn die zich met oprechtheid en deugd door nog een jaar kan navigeren. En eigenlijk is dat wel de grootste droom die ik wil bedenken.
Jarenlang schreef ik ieder jaar op 31 december een uitvoerig verhaal in mijn dagboek over het jaar dat verstreken was. Ik bespeurde de thema’s die mij dat jaar het meest bezig hadden gehouden, en dan ontdekte ik de rode lijn in het verhaal. Ik destilleerde een heel jaar in een aantal pakkende zinnen. Twee jaar geleden stopte ik met deze traditie, omdat het me ineens als zinloos voorkwam om zo expliciet een narratief te verwoorden over de afgelopen 365 dagen. Mijn narratief bedenk ik toch wel, met of zonder afsluitende dagboek-samenvatting. Ik wil het niet meer zo grof opsplitsen in jaren. Toch denk ik, zeker tijdens koude wintermaanden, terug aan de woorden die ik gebruikte om mijn jaren keurig mee af te ronden. Met de terugblik op het terugblikken besef ik nu dat vooral de laatste alinea’s van die dagboekverhalen het meest waardevol waren. In die laatste alinea’s blikte ik vooruit op de toekomst. Ik zette daarin uiteen wat mijn wensen en dromen waren voor het jaar dat zou volgen.
Die dromen gingen nooit over de concrete dingen die ik wilde bereiken. Toen ik bijvoorbeeld nog studeerde, heb ik geen enkele keer opgeschreven dat ik ‘graag al mijn vakken wilde halen’. Ik heb mijn 31-december-verhaal nooit aangetast met concrete, triviale wensen. Ik hoopte nooit op groot succes of uitblinken. Ik heb op 31 december nooit verlangd naar schouderklopjes, prijzen of plakkaten. Ik ben blij met dergelijke dingen, dat wel. Mijn ego spint als een tevreden poes als blijkt dat ik ergens in excelleer, of als ik ontdek dat ik bijzonder geliefd ben. Maar grijpbare successen zijn nooit een voornemen op zich, het is geen grote eindbestemming om flinke prestaties te leveren en dat is nooit duidelijker aan het licht gekomen dan op die laatste decemberdagen.
Dat wil zeggen dat mijn dromen van andere aard zijn. In de samenvattingen in mijn dagboek keek ik naar de toekomst en naar mezelf. Ik was dan net klaar met het schrijven over het verleden en de betekenis die ik daaruit had weten te vissen. Ik wist dat het jaar dat zou komen vol met verrassingen zou zitten: met ongekend geluk, met mensen die me dierbaar waren, met heerlijk saai welzijn, maar ook met hard verlies en tegenslag. Ik bedacht dan wat voor mens ik wilde zijn, wat de woorden ‘integriteit’ en ‘respect’ voor mij betekenden. Ik dacht na over wat het betekent om te vertrouwen op mijn moraal, en hoe ik een rechtschapen mens moest zien te zijn. Mijn dromen gingen over hoe ik mijn best zou doen om al deze dingen te zijn. Om goed te zijn.
Dat waren mijn dromen, ieder jaar opnieuw. Dat zijn mijn dromen nog steeds. Ze zijn weinig concreet, maar ik wil iemand zijn die zich met oprechtheid en deugd door nog een jaar kan navigeren. En eigenlijk is dat wel de grootste droom die ik wil bedenken.