Jezelf vergelijken met andere mensen: daar ontkomt niemand aan. Het lijkt alsof we zij aan zij een enorme ladder aan het beklimmen zijn en steeds geniepig naar elkaar gluren. Hoe gaat het met de buren? Hoe ver zijn zij al? Moet ik wat sneller? Kan ik een adempauze nemen, nu zij nog drie treden achter mij aan het ploeteren zijn?
Een mensenleven kent veel fluctuaties als het om vergelijken gaat. Als kind en adolescent is iedereen vrijwel hetzelfde aan het doen: school, bijbaantjes her en der, knutselen aan het sociale netwerk, op goede voet blijven met je familie, terwijl je ook je individualiteit probeert te vinden. Uiteraard hoort het bij het tienerbestaan om jezelf uit onzekerheid zoveel met elkaar te vergelijken dat je er bijna scheel van gaat zien, maar deze stille wedstrijden hebben (veelal) een andere aard. Zo kijk je vaak terug op de dingen waar je je zoveel zorgen om maakte als adolescent en valt dat prima te relativeren; het viel allemaal wel mee, het was gebaseerd op angsten en onzekerheden.
Tieners worden volwassen, en plotseling is het ieder voor zich: de een vliegt naar de top, de ander kruipt rond in de goot, de meesten hangen ergens daar tussenin. We turen naar elkaar terwijl we krampachtig onze laddertjes beklimmen, nog steeds diep onzeker over of we het wel goed doen.
Maar als we even stilstaan bij onze onzekerheden, kunnen we een kinderlijk element bespeuren in de angst om teleur te stellen. Ik ben immers geen zestienjarige tiener meer – ik hang niet aan elkaar van onzekerheden, ik ben intussen gemaakt van sterker spul. Ik verdien de ruimte om me te ontwikkelen op een manier die ik prettig vind. Iedereen verdient die ruimte.
De hamvraag is dan: hoe creëer je die ruimte voor jouw ontwikkeling? Om ruimte moet je niet vragen, die moet je opeisen en zelf in elkaar knutselen. Die ruimte maak je door hem te vullen met de juiste mensen; mensen die de opgelegde verwachtingen niet op jou toe willen passen. Omarm de mensen die jou de ruimte geven. Vul je wereld met bondgenoten die je feliciteren als je iets groots bereikt, maar evengoed troosten en de schaamte wegwuiven als een tegenslag je overvalt. Vul je wereld met optimisten die geen interesse hebben in het groter maken van gevoelens van teleurstelling en schuld. Als mensen elkaar kunnen vertellen over hun uiteenlopende levensplannen, zonder daar veroordelend over te zijn, dan veranderen de ladders. De ladders zijn dan geen steile trappen meer, maar eerder zigzaggende touwen waar eenieder langs kan klimmen en slingeren, zonder dat een ander daar vreemd van opkijkt. Samen sta je zoveel sterker.
Je klimt en springt en valt en klautert maar rond. Dat doen we allemaal. Vergeet die ladders, en belangrijker nog: help elkaar de ladders te vergeten.
Jezelf vergelijken met andere mensen: daar ontkomt niemand aan. Het lijkt alsof we zij aan zij een enorme ladder aan het beklimmen zijn en steeds geniepig naar elkaar gluren. Hoe gaat het met de buren? Hoe ver zijn zij al? Moet ik wat sneller? Kan ik een adempauze nemen, nu zij nog drie treden achter mij aan het ploeteren zijn?
Een mensenleven kent veel fluctuaties als het om vergelijken gaat. Als kind en adolescent is iedereen vrijwel hetzelfde aan het doen: school, bijbaantjes her en der, knutselen aan het sociale netwerk, op goede voet blijven met je familie, terwijl je ook je individualiteit probeert te vinden. Uiteraard hoort het bij het tienerbestaan om jezelf uit onzekerheid zoveel met elkaar te vergelijken dat je er bijna scheel van gaat zien, maar deze stille wedstrijden hebben (veelal) een andere aard. Zo kijk je vaak terug op de dingen waar je je zoveel zorgen om maakte als adolescent en valt dat prima te relativeren; het viel allemaal wel mee, het was gebaseerd op angsten en onzekerheden.
Tieners worden volwassen, en plotseling is het ieder voor zich: de een vliegt naar de top, de ander kruipt rond in de goot, de meesten hangen ergens daar tussenin. We turen naar elkaar terwijl we krampachtig onze laddertjes beklimmen, nog steeds diep onzeker over of we het wel goed doen.
Maar als we even bij stilstaan bij onze onzekerheden, kunnen we een kinderlijk element bespeuren in de angst om teleur te stellen. Ik ben immers geen zestienjarige tiener meer – ik hang niet aan elkaar van onzekerheden, ik ben intussen gemaakt van sterker spul. Ik verdien de ruimte om me te ontwikkelen op een manier die ik prettig vind. Iedereen verdient die ruimte.
De hamvraag is dan: hoe creëer je die ruimte voor jouw ontwikkeling? Om ruimte moet je niet vragen, die moet je opeisen en zelf in elkaar knutselen. Die ruimte maak je door hem te vullen met de juiste mensen; mensen die de opgelegde verwachtingen niet op jou toe willen passen. Omarm de mensen die jou de ruimte geven. Vul je wereld met bondgenoten die je feliciteren als je iets groots bereikt, maar evengoed troosten en de schaamte wegwuiven als een tegenslag je overvalt. Vul je wereld met optimisten die geen interesse hebben in het groter maken van gevoelens van teleurstelling en schuld. Als mensen elkaar kunnen vertellen over hun uiteenlopende levensplannen, zonder daar veroordelend over te zijn, dan veranderen de ladders. De ladders zijn dan geen steile trappen meer, maar eerder zigzaggende touwen waar eenieder langs kan klimmen en slingeren, zonder dat een ander daar vreemd van opkijkt. Samen sta je zoveel sterker.
Je klimt en springt en valt en klautert maar rond. Dat doen we allemaal. Vergeet die ladders, en belangrijker nog: help elkaar de ladders te vergeten.