Bij onze zuiderburen geldt de Vlaamse psychiater, hoogleraar en bestsellerauteur Dirk de Wachter als een lokale beroemdheid. Ook in Nederland bleven zijn boeken tot nu toe niet onopgemerkt. Zijn meest bekende werk is Borderline Times. Daarin legt hij de negen DSM-criteria van de borderline persoonlijkheidsstoornis over de westerse wereld heen en concludeert: dat past best goed.
Bij onze zuiderburen geldt de Vlaamse psychiater, hoogleraar en bestsellerauteur Dirk de Wachter als een lokale beroemdheid. Ook in Nederland bleven zijn boeken tot nu toe niet onopgemerkt. Zijn meest bekende werk is Borderline Times. Daarin legt hij de negen DSM-criteria van de borderline persoonlijkheidsstoornis over de westerse wereld heen en concludeert: dat past best goed.
Foto door Jimmy Kets
Nadat Borderline Times in 2012 in zowel Vlaanderen als Nederland met veel lof was ontvangen volgde Liefde: Een onmogelijk verlangen waarin hij de duurzaamheid van liefde in de hedendaagse westerse maatschappij onder de loep neemt. In 2016 verscheen zijn derde boek, De Wereld van De Wachter, waarover in Spiegeloog geschreven werd: ‘Dit boek lees je ter verkenning van een nieuwe, meer menselijke visie op de wereld, waarbij het oké is niet overal een antwoord op te weten. De mooiste zin in zijn nawoord: “Gebrekkig, maar hoopvol.”’
Een pleidooi voor nadenken
Een psychiater die in zijn eerste boek meteen maar de hele samenleving diagnosticeert. Het kan overkomen als een aanklacht, als een protest tegen de vervaagde grens tussen normaal en abnormaal.
U protesteert nogal. Onder andere tegen het ideaal van altijd gelukkig moeten zijn, de psychiatrisering van de maatschappij, de toenemende individualiteit en ook tegen het algehele identiteitsverlies. Waarom is dat nodig?
‘De term protest doet mij te veel denken aan roepen en winkelruiten stukslaan. Sloganeske termen brullen. Wat ik vind dat een universitair docent moet doen is: doen nadenken. Ik vind het een essentiële taak om over de wereld na te denken. Dat is geen protest, maar scherp, kritisch nadenken. In mijn praktijk zie ik mensen die verdriet en miserie hebben, die allerlei dingen meemaken. Daar probeer ik voor te zorgen. Dat is mijn core business. Van daaruit probeer ik na te denken over de wereld.’
Waarom is het noodzakelijk dat een psychiater zich naar de wereld uitspreekt over de dingen die hij in zijn spreekkamer tegenkomt?
‘Omdat, wat ik in mijn spreekkamer zie, ook met de wereld te maken heeft. Dan denk ik: “Maar wat die depressieve mens hier vertelt, dat moet ik aan de wereld vertellen, want dat is belangrijk.” Voor mij is het een soort evidentie om vanuit mijn beroep iets aan de wereld te zeggen. Scherpzinnig, streng, maar daarom nog niet protesterend. Kritisch, maar ook altijd hoopvol. Het deed mij een beetje verdriet dat mijn boek Borderline Times door sommigen werd gezien als een cultuurpessimistisch boek. Terwijl ik een hoopvolle mens ben. Ik wil mensen een spiegel voorhouden, en laten zien waar het moeilijk loopt. Laat ons nadenken en er iets aan doen. Ik wil aanzetten tot reflectie. Tot engagement.’
Engagement waarover?
‘Het grootste probleem van onze tijd, en in Nederland nog meer dan in Vlaanderen – zeg ik altijd met een zekere dedain – is zelfgenoegzaamheid. Wij vinden dat alles goed gaat, dat we het mooi voor elkaar hebben. De restaurants zitten vol. Bij de koopjes staat iedereen aan te schuiven. “Wat ligt die man toch te zeuren?”, zeggen ze dan tegen mij. “Het gaat beter dan ooit.” En dat is waar, op een bepaald niveau hebben wij het in deze wereld, in deze streek en in deze tijd ongelooflijk goed. We hebben geen honger, we hebben geen oorlog, we hebben geen grote epidemieën waar onze kinderen aan sterven. We hebben geen hongersnood, er is geen massale armoede of onveiligheid meer. Dat is ongelooflijk, dat is nog nooit eerder gebeurd in de wereld.
Toch heb ik ongelooflijk veel werk. Deze psychiater en al zijn collega’s hebben wachtlijsten van hier tot in Tokio. Wat is er toch aan de hand met een wereld die zo goed en tegelijkertijd zo problematisch is? Het zijn de psychiaters die blijkbaar de vinger op die zere plek leggen. Het is hier eigenlijk heel goed leven. En toch voelen heel veel mensen zich niet goed. Ze willen naar de psychiater.
En ik zie al die mensen, massaal, elke dag. Zelfs de mensen die niet komen willen ook komen. Over die wereld, daar moet ik toch over nadenken. Over een wereld die goed is, en toch problematisch. Daar moet toch iets meer over na te denken zijn dan pillen geven. Een wereld die het goed heeft, en toch zoveel pillen neemt. Ik weet ook niet goed hoe dat komt, maar ik wil daarover nadenken. Dat is mijn missie.’
Heeft u het idee dat u, sinds u Borderline Times geschreven heeft, het nadenken daarover meer op gang is gekomen?
‘Laat me daar voorzichtig in zijn. Dat boek heeft ongelooflijk veel succes. Dat is echt raar hè, voor zo’n boek. De titel alleen al. Het is geen kookboek, er komt ook al geen seks in voor, dus waarom zou men dat kopen? Toch is het booming op de een of andere manier. Ik kan nog altijd niet verklaren waarom dat zo is. Ik zeg: “De wereld heeft een probleem. Er is hier iets, etwas los.” En heel veel mensen geven me daarin gelijk. Natuurlijk vind ik het ook aangenaam om aandacht te krijgen, om beluisterd te worden. Ik ben ook heel blij dat er veel jonge mensen met verstand zijn die mijn woorden oppikken. Dat is goed.
Men vraagt mij: kom eens spreken bij ons. Dan krijg ik applaus; “goed gezegd!”. En dan gaat men weer over tot de orde van de dag. Dat is tot nu toe ook wel een beetje mijn frustratie. Ik spreek ook wel heel vaak voor hetzelfde publiek: namelijk voor de mensen die toch al vinden dat wat ik zeg juist is. Het doet mij plezier, laat dat duidelijk zijn. Maar die mensen zijn waarschijnlijk ook de usual suspects. Die mijn boek al kennen, die al veel nadenken. Ik moet misschien nog andere dingen vinden om juist mensen te bereiken die dat nog niet doen.’
En dan, na een korte stilte: ‘Ik moet niets natuurlijk – ik kan maar vanuit mijn positie doen wat ik doe.
Maar ik maak mij ook geen illusies. Dat boek is nu vijf jaar oud en iedereen vindt dat heel interessant. Voor mijn ego is dat niet slecht, maar wezenlijke verandering in de wereld: daar zijn we niet. Ik zou willen – en nu moet ik oppassen niet weer als cultuurpessimist versleten te worden, want dat ben ik echt niet – maar ik zou willen zeggen dat de voorbije vijf jaar, in de problemen die ik aankaart, de wereld nog niet echt gekanteld is. De westerse wereld dendert voort in een dreigende, kneuterige, consumptionistische, zelfgenoegzame, ikkige ledigheid.’
Moet het niet allemaal een keer flink op de klippen lopen voordat de wereld gaat kantelen?
‘Mijn stelling is: laten we nadenken vóórdat het op de klippen loopt. Ik zit op een boot, op een grote tanker, ik zie de klippen, ik maak mijn berekeningen en ik zeg aan een aantal mensen: “Tja, daar zijn toch de klippen?” Maar het is ook niet meer zo duidelijk wie er tegenwoordig in de stuurcabine zit. Hoe hard je ook aan het stuur draait, die tanker blijft maar gaan.
Maar ik ben geen apocalyptisch denker. Ik blijf toch spreken, ik blijf jonge mensen met enthousiasme ontvangen en zolang we blijven nadenken is er hoop. Als je maar draait aan dat stuur, en die boot gaat maar voort, als je het dan niet meer verwacht, blijkt dat-ie dan toch een bocht inslaat. Dat bestaat.’
U blijft net zolang draaien tot die bocht zich in gaat zetten?
‘Ja, dat zie ik als mijn taak. Om kritisch te blijven reflecteren. Ik vind dat ook wezenlijk voor de universiteit, daar moet nagedacht worden. Dat is heel nieuw hè, die man zegt daar iets raars. Aan de universiteit moet niet alleen gestudeerd, diploma’s behaald of gereproduceerd wat er in de boeken staat worden, zodat we dat later ook kunnen orakelen. Nee, nee, aan de universiteit moet nagedacht worden. En ik wil dus niet aanzetten om de straat op te gaan en winkelruiten in te gooien, maar na te denken en te schrijven, en ook anderen aan te zetten om bij zichzelf na te gaan: hoe zijn we er nu aan toe?’
Het einde van de normaliteit
In Borderline Times stelde De Wachter dat de hele maatschappij labiel was. Onze samenleving is gekenmerkt door een kick-cultuur, we streven constant naar genot. De belangrijke verhalen die zin geven aan ons leven verdwijnen, relaties boeten in aan duurzaamheid en worden instabieler. Het bestaan wordt leger en zinlozer. De maatschappij is ziek, en zo dus ook ieder individu die zich in die maatschappij begeeft.
Wat is eigenlijk een gezond individu?
‘“Gezond” en “gestoord” zijn categorieën die ik met voorzichtigheid hanteer. Het diagnostisch denken wordt steeds meeromvattend. De DSM neemt alsmaar toe, de categorieën ook, het begint met autisme en het eindigt bij autismespectrumstoornis, enzovoorts. Al die categorieën die deinen uit, zodanig dat we een zelfhulpgroep zullen moeten creëren voor die mensen die geen diagnose hebben. Die triestig moeten zeggen: “Wij hebben niets, niemand wil voor ons zorgen.” En ze zullen dan wel depressief worden, en zich dan aansluiten bij de depressieven.
Maar allez! Wij zijn de moeilijkheden van de wereld aan het psychiatriseren. De moeilijke dingen, die te allen tijde eigen zijn aan het leven, krijgen nu diagnostische etiketten. En alleen met diagnostische etiketten kan men hulp krijgen, zeker in Nederland. Ik vind dat ook iets om over na te denken. Niet omdat ik vind dat dat niet mag, of omdat dat slecht is. Maar ik zeg: denk toch eens na! Dat men geen professionele hulp kan krijgen van iemand, men kan geen gesprek voeren, als er niet eerst een diagnostisch etiket is gemaakt, dat is toch vreemd?
Ik ben systeemtherapeut, ik zie de wereld als een netwerk van interacties. Het individu is voor mij altijd in interactie met de omgeving. Alles is altijd in interactie met anderen. Als ik ziek ben is het ook omdat anderen mij ziek noemen, omdat ik ziek ben in de wereld. Dus de normaliteit, die heeft ook te maken met de wereld. En als er veel meer niet-normaliteit is, heeft dat dus ook te maken met de wereld.’
Hechting in borderline tijden
Als De Wachter het borderline-criterium ‘verlatingsangst’ omschrijft in Borderline Times, stelt hij dat hechting het cruciale thema wordt voor de volgende generatie. ‘Het mainstream gezin en de mainstream levensloop zijn niet langer dominant in de westerse maatschappij. Dat zou geen probleem mogen zijn, maar tussen ouders en kinderen liggen er veel kwetsuren, en dat uit zich in de hele samenleving.’
Volgens u wordt hechting het grote thema van de volgende generatie. Wat bedoelt u daarmee?
‘Heel kort door de bocht bedoel ik het zo: we moeten goed voor onze kinderen zorgen. Voilà. In deze maatschappij, in zijn ikkigheid, zijn leukigheid, in zijn hedonistisch doorschieten moet het allemaal genieten en leuk en fantastisch zijn. Ondertussen vergeten we goed voor onze kinderen te zorgen. Het zorgen is niet altijd leuk, dat is soms gedoe. Goed voor je kinderen zorgen is ook de lastigheid daarvan durven meenemen. En ook in onze cultuur van losse relaties, waarin we wisselende partners hebben, moeten we de hechting van onze kinderen blijven bewaren. Dat gebeurt nu niet.
Die hechtingsproblemen, ik zie hoe die heel vaak doorschemeren in verschillende diagnostische categorieën. Natuurlijk gaat het bij die diagnoses ook over erfelijke, neurobiologische en hier-en-nu stressfactoren. Maar die hechting speelt heel vaak een rol: zorg voor uw kinderen! Amuseer je voor de rest zoveel als je wilt. Wissel van partner als je denkt dat dat je verbetert. Ik ben daar geen moralist in, maar zorg voor uw kinderen! Dáár moet ik wel moralistisch in zijn.
Kinderen hebben hechting, voorspelbaarheid en liefdevolle koestering nodig. Daar is ongelooflijk veel bewijs voor. Als kinderen op jonge leeftijd gekwetst worden in de hechting, zorgt dat in het latere leven voor blijvende, ernstige littekens.’
“Een wereld die het zo goed heeft, en toch zoveel pillen neemt”
Komt het daardoor dat er nu zoveel meer diagnoses vallen?
‘Nee, die toenemende diagnostiek heeft te maken met de maatschappelijke trend dat alle tekorten, al het verdriet en alle moeilijkheden gepsychiatriseerd worden. Dat wordt direct ergens in een vakje geschoven en moet bij de psychiater of therapeut terechtkomen. En als ik die patiënten dan zie in mijn spreekkamer, dan zie ik daar vaak hechtingsproblemen onder zitten.
Dat is ook een probleem in de psychiatrie, dat we alles neurobiologische aandoeningen noemen, die we dan medicamenteus en met een aantal hygiënische maatregelen omkaderen. De kern van de zaak is hechting: hoe kan ik mijn kind graag zien? Ook als dat kind niet zo voldoet aan mijn ideaaltypische, dromerige verwachtingen? Hoe kan ik mij hechten aan dit kind met een probleem? Altijd gaat het daarover, vind ik.’
Denkt u dat wanneer er een betere hechting had plaatsgevonden, bij veel kinderen stoornissen zoals ADHD of autismespectrumstoornissen (ASS) niet ontwikkeld zouden zijn?
‘Nee, dat stel ik helemaal niet. Ik weet alleen niet of het altijd een naam moet krijgen en zo gestigmatiseerd moet worden. Ik zou graag hebben dat ook kinderen die nu autistisch genoemd worden, kunnen opgroeien in een liefdevolle, gehechte relatie, zonder dat dat etiket nodig is om goede zorg en omkadering te bieden. Ik zou willen dat kinderen die een beetje stil zijn of wat minder praten, of die wat drukker zijn of een beetje van alles-en-nog-wat zijn, in een soort normaliteit bejegend kunnen worden. Ik pleit voor een zeer brede invulling van de normaliteit.
Natuurlijk moeten we vormen van heel ernstig psychiatrisch lijden wel omkaderen en medicamenteus behandelen. Ik ben geen anti-psychiater die zegt dat de maatschappij ziek en iedereen daarin normaal is. Maar ik pleit toch tegen een al té psychiatriserend omgaan met menselijk verdriet. Als wij ons niet goed voelen en dat duurt wat langer, dan word je ontvriend op Facebook. Vrienden zeggen: “Dat is geen leuke gast hoor, we vragen hem niet meer.” En dan zeggen ze: “Zoudt ge niet eens naar de psychiater gaan?” En dan denk ik: Zoudt ge niet eens naar uw vrienden gaan?!
Ik vind dat we wat meer psychiater voor elkaar moeten zijn. De vrienden zijn er als de leukigheid er is. Partytime. En dat mag van mij, hè. Maar waar zijn de partytimers als het lastig is?’
Het neurobiologische discours krijgt juist steeds meer ruimte binnen de psychologie-opleidingen, veel meer dan bijvoorbeeld hechtingstheorie.
‘Ik ben niet tegen hersenonderzoek, dat zou heel belachelijk zijn, de hersenen zijn een interessant orgaan. Maar als we eerlijk zijn, zijn onze medicamenteuze interventies maar een deel van wat we voor mensen kunnen doen vergeleken bij een goede hechting. In het werk van de therapeut is het heel belangrijk om betekenisvol aanwezig te zijn, aanwezig te zijn over de tijd heen. Hand-in-hand begeleiding. Geen gemanagede zorg die van het ene zorgprogramma naar het andere dendert, die allemaal evidence based en theoretisch ontwikkeld zijn.
Men zegt dan: ‘U bent nu beter, u moet nu naar een andere therapeut.’ Alstublieft zeg, ik kan het nu pas goed met u vinden! Over diagnosticerende categorieën heen, goed zorgen voor de mensen. Dat is toch iets waar ik in de psychiatrie aandacht voor wil vragen. Niet alleen in gemanagede zorgprogramma’s die wetenschappelijk onderbouwd maar mens vergeten zijn.
Het is ook zo’n raar idee dat wanneer mensen beter zijn, ze moeten stoppen in het programma. Dat is een hele economische visie op hulp: u bent beter, dus voilà, u moet naar een ander programma dat meer ondersteunend is. Nee, u blijft bij mij. Als patiënten beter worden komen ze minder, of soms komen ze zelfs meer. Want dan kan er juist gesproken worden. Dat is ook zo’n paradox: sommige mensen zijn heel depressief en hebben zware medicatie nodig. Vervolgens zeggen ze “Dokter, ik ben beter, ik ben erdoor.” Dan zeg ik: “Mooi, dan kunnen we nu misschien gaan spreken over het leven.”’
Vervagen van sekserollen
Een van de negen kenmerken van de borderline persoonlijkheidsstoornis is een verstoring van de eigen identiteit. De Wachter koppelt dit aan het vervagen van de sekserollen en schrijft daarover in Borderline Times: ‘Terwijl onze identiteit vroeger in grote mate werd bepaald door onze sekse, hangt ze nu zelfs niet meer vast aan onze seksuele voorkeur. Alles kan, en we komen de meest kleurrijke varianten tegen. Sekse was lang nog het laatste bolwerk, nu is ook dat gevallen.’
U schrijft in Borderline Times over de vervaging van de sekserollen. In de maatschappij wordt heden ten dage veel gedebatteerd over de identiteit van de vrouw. Wat is, volgens u, de mannelijke identiteit?
‘Ik zou dat niet weten. Wat ik doe in het boek is die identiteitsvraag opwerpen, en dan illustreren aan de hand van een herkenbaar voorbeeld van mannen, vrouwen en transgenders. Ik heb daar nogal wat ervaring mee omdat ik twintig jaar geleden heel veel mensen heb gezien met genderdysforie. Daardoor ging ik er nogal over nadenken. Over wat identiteit nu eigenlijk is, en ook over dat het zo sterk verbonden is aan gender. Dat vond ik interessant.
Ik weet nog heel goed van een vader die professor in de rechten was. Een vader van een man die vrouw ging worden. Hij was heel gezet en conservatief. Een verstandige man, die zegt: “Kijk dokter, als we niet meer weten wat mannen en vrouwen zijn, dan is dat het einde van onze maatschappij.” Na vele gesprekken zijn we er toch in geslaagd om die liefdevolle band met zijn zoon, die een vrouw was geworden, te kunnen behouden. Maar die kwam dus van heel ver, hè? We moeten nu gaan nadenken over identiteit in een wereld die niet meer zo’n simpele categorieën hanteert als vroeger.’
Wat betekenen sekserollen vandaag de dag nog dan?
‘Daar moeten we met elkaar over spreken. De mannelijkheid van iemand, dat is een verhaal dat zich opbouwt. Er zijn geen a priori zekerheden. Net als in deze wereld, die veel losser en meer fluïde is dan vroeger. Dat heeft nadelen, van angst en onzekerheid, maar ook voordelen van flexibiliteit.
Laten we nu blij zijn dat, wanneer een man zich heel vrouwelijk voelt, hier een oplossing voor is. Dat het niet langer verplicht is voor mannen om enkel seksueel aangetrokken te zijn tot een vrouw. Laten we bewaken en behouden dat men niet meer wordt uitgestoten of gemolesteerd als hij niet aan de normen voldoet. Maar, het is ook altijd wat in deze wereld, hè? Door die fluïditeit moeten we daar nu zelf over nadenken.’
Nadenken in een complexe wereld
‘Niet nadenken in deze complexe wereld, daar zou ik graag voor willen waarschuwen. Als ge alleen maar geniet – want dat is toch wat onze wereld propageert – wees gelukkig en leuk, plezant, amuseert u! – dan vrees ik dat u tegen de dingen aanloopt. Ik wil mensen doen nadenken. Ik vind, maar daar kan ik mij in vergissen, dat nadenken over de wereld zeer bijzonder, vervullend, zingevend, boeiend en leuk is. Zelfs nadenken over dingen die wat lastig zijn. Het zelf vinden van dingen. Het geeft een heel vredevol gevoel. Kunnen thuiskomen in wat je zelf bent gaan zoeken. Dat is goed voor een mens, denk ik.’
In Nederland was er een discussie over dat er op de middelbare school psychologievakken gegeven moeten worden, in de vorm van ‘kritisch denken’. Wat vindt u daarvan?
‘Ik pleit daar eigenlijk heel erg voor, al weet ik niet of het in de vorm van psychologie moet zijn, maar misschien filosofie? Al vanaf de kleuterschool, zeg ik altijd. Bij kleuters gaat dat heel goed, als je kleuters hoort spreken over leven en dood, hoor je dingen die soms veel verstandiger zijn dan de dingen die op de filosofie-faculteit gezegd worden. Zij kunnen nog zeggen: “Opa is in de hemel.” Dat is fantastisch. Wij zijn vervuild door intellectuele praatjes die onze spontane gevoelens onderdrukken, wij willen het moeilijk maken, wij weten het niet en wij worden cynisch. Wij kunnen niet meer gewoon gevoelig over de hemel spreken.
Als ik hier zit, en ik ben een kleuter wat dat betreft, denk ik heel graag dat mijn moeder, die nu acht jaar geleden overleden is, vanuit de hemel neerkijkt en denkt dat het wel goed is zo. Natuurlijk weet ik dat dat niet zo is in de letterlijke zin van het woord. Natuurlijk zit er niemand achter de wolken. Maar ik wil dat op een bepaalde manier zo denken. Ik wil die metafoor, die eeuwenoud is, en die in alle culturen van de wereld een manier geweest is om een verhaal te maken over dood en leven en eeuwigheid, behouden. Ik wil dat niet op een cynische manier zo wegsmijten.
Het is belangrijk om zinsvragen te blijven stellen, al is het op een seculiere manier. Op een manier die niet meer is wat de naïeve godsdienstigheid van vorige eeuwen soms gebracht heeft en waar heel veel miserie mee is geweest. Maar het helemaal wegsmijten? Alle essentiële zinsvragen waar duizenden jaren gelovigheid overheen zijn gegaan? Hoe kan de moderne, seculiere, VPRO-kijkende, bakfiets-rijdende, succesvolle hipstermens van de Amsterdamse grachten over zijn zijnsbetekenis denken?’
De toekomst
Met Borderline Times stelde De Wachter de diagnose, in Liefde: een onmogelijk verlangen? ging hij dieper in op het ideaal van duurzame liefde, en wat dat nog betekent in de hedendaagse maatschappij. In zijn nieuwste boek, De Wereld van de Wachter, kijkt hij naar de toekomst en durft te hopen op betere tijden.
Even terug naar de boot waarmee we richting de klippen varen. Hoe ziet u de omslag voor zich? Praat u tegen uw collega’s, of juist tegen de maatschappij?
‘Ik praat weinig met mijn collega’s, hier in Vlaanderen zijn Paul Verhaeghe [Vlaamse hoogleraar klinische psychologie en psychoanalyse, red.] en ik de enigen die zich openlijk uitspreken. Wat er wezenlijk verandert is dat ervaringsdeskundigen in de psychiatrie worden ingezet, op alle niveaus. Voor mij is dat een revolutionair gebeuren en ik denk ook niet dat dat nog terug te schroeven is. We moeten oppassen dat we er geen hype van maken, dat het overal herstel en kwetsbaarheid wordt. Maar ik zie in de westerse wereld voorlopig nog geen grote kentering.
In de geschiedenis zie je dat dat soort dingen altijd in golven gaan, op momenten dat men het niet verwacht. Niet gestuurd door leiders, maar bottom-up-achtige processen die ineens mechanismen doen barsten. Meestal moeten mensen eerst tegen de onmogelijkheid aanlopen voor er iets kan veranderen. Dat is echt lastig voor het menselijk dier. Wij geven onze zelfgenoegzame positie niet zomaar op.’
Wat zou ons kunnen helpen om de door u aangestipte problemen in Borderline Times te overwinnen?
‘Dat boekt werkt wat mij betreft als een psychotherapeutisch proces. Wat het doet is het in vraag stellen van een verhaal, van de evidenties en van de dingen waarvan mensen zeggen “Dat is gewoon zo.” Die dingen ondervragen, zodat het op losse schroeven komt te staan. Niet omdat ik losse schroeven goed vind, maar dan ontstaan er nieuwe gedachten. Dan hoop ik dat mensen, vooral jonge mensen dus, gaan nadenken. Nadenken over relationele instabiliteit, zinvol bezig zijn, ongebreideld genieten, impulsiviteit.
Mensen moeten zich afvragen: hoe gaat dat bij mij, hoe is dat bij mij? Hoe is het met mijn normaliteit gesteld? En wanneer men daar met elkaar over in gesprek gaat, kan men daar misschien iets in vinden, en in laten kantelen. Ik vind het in ieder geval belangrijk om daarover te spreken. Ook in mijn consultaties is het zo: sommige mensen doen er iets mee, maar sommigen kunnen er geen betekenis aan geven. Belangrijk is dat ze het zelf doen, dat ik niet moet zeggen hoe patiënten moeten leven. Psychotherapie is niet zeggen: “En nu moet gij op tijd gaan slapen en ’s ochtends vroeg opstaan, goed uw pilleke nemen, op tijd gezond eten en voldoende bewegen. Want dat is bewezen, door de wetenschap.” Zo marcheert dat niet, hè? Het gaat om mensen spreken. Vragen te stellen: Hoe is uw leven? Hoe gaat dat met uw geliefde? Hoe gaat dat met uw ouders? Met uw vrienden? Wat doet u graag? Dat ze naar huis gaan en denken: “Van dit gesprek heb ik niets begrepen”, maar toch doet het iets met ze. Vaak op een onbewust niveau.
Het onbewuste mag ook niet meer genoemd worden op de universiteit. De psychoanalyse is nogal verouderd, ik ben geen psychoanalyticus en ik vind inderdaad dat ze zich verloren zijn in een soort intellectualistisch denken waar de pragmatiek wat uit verdwenen is, maar dat onbewuste is toch iets waar we moeilijk omheen kunnen. Dat komt dan via de achterdeur weer de wetenschap binnen. In debatten over de vrije wil en zo. De eeuwige terugkering der dingen.’
“Wij geven onze zelfgenoegzame positie niet zomaar op”
Wat zou u willen zeggen tegen onze generatie psychologen, die binnenkort het werkveld in gaan? Wat is de rol van de psychologie als wetenschap en als kunde?
‘Ten eerste, laat mij zeggen: doe uw vak goed. Met hart en ziel. Zorg goed voor uw patiënten. Dat is uw core business. Voordat we van alles anders gaan vertellen, studeer wat nodig is, wees verstandig, zorg in uw werk goed voor uw patiënt.
Ten tweede, en dit is een soort oproep, wat u daar hoort, bij die patiënten, dat kan u toch niet gevoelloos houden voor de wereld? Ik vind dat psychologen, therapeuten en psychiaters veel te stil zijn. Dat ze veel te weinig doen met de tekorten, verdrietigheden, onrechtvaardigheden en toestanden die ze elke dag, in de duisternis van hun besloten consultatieruimte, horen.
De patiënt zegt: “Mijn baas heeft mij weer beledigd.” Wij geven dan een antidepressivum of zeggen: “Doe een assertiviteitscursus.” Maar dat zegt toch ook iets over het feit dat bazen respectvol moeten zijn? Ik vind dat de zachte sector veel te braaf is en veel te weinig vanuit zijn vakgebied uitspraken doet over de wereld. Dus misschien toch, zou er iets meer protest moeten zijn. Psychologen zijn heel goed geplaatst om de onrechtvaardigheid, het misbruik, het verdriet, het tekort en de miserie die ze elke dag horen op een maatschappelijke manier aan bod te laten komen. En dat wordt weinig gedoceerd aan de universiteit.’
U schreef in De Wereld van de Wachter: ‘Onze generatie heeft het behoorlijk verknoeid. Jullie zijn nu aan zet.
‘Ja, ah wel. Punt.’
Wat bedoelt u daar precies mee?
‘Twintigers, dat is de wereld van morgen! Als die niet mee zijn, gaat het niet lukken. Geloof mij, het verburgerlijkt heel snel allemaal. Men heeft werk, en men heeft een gezinnetje en een kindje en het huis moet afbetaald worden en al die ideeën om voor de wereld iets te doen dreigen heel vlug te verpieteren tot de dagdagelijkse kneuterigheid van het bestaan. Het is dat jonge volk dat ik warm moet maken voor het ware leven. De jonge mensen moeten het gaan doen.
Soms word ik afgedaan als naïef, dat vind ik nog niet zo erg. Maar soms word ik ook afgedaan als cultuurpessimistisch. Dan zeggen ze: “Oh, wat zit die man te zagen.” Dan denk ik: “Kom eens mee een consultatie doen, dan?” Als het allemaal zo goed gaat, waarom heb ik dan zoveel patiënten? Ik zie hoe meer dan een miljoen mensen alleen al hier in België kalmeerpillen moeten hebben om het hoofd boven water te houden. Het gaat allemaal goed, maar wat is de prijs die we ervoor betalen? De suïcidecijfers zijn nog altijd zeer hoog, al die depressies, burn-outs, chronische vermoeidheid, kun je dat opzij zetten? Ik wil dat erbij halen.
Jonge mensen zijn vatbaar voor die boodschap. Als het leven verder gaat, dan zie ik hoe het minder een topic wordt. Men splitst het af, men wil daar niet te veel van weten. Dus het is de jeugd die aan zet is. Voilà. Daarom doet het mij veel plezier dat jullie hier zijn.’ <<
Wolter de Boer en Maaike Posthuma voerden in collegejaar 2017 – 2018 de hoofdredactie bij Spiegeloog. Wolter de Boer doet de bachelorspecialisatie Klinische Psychologie, Maaike Posthuma doet haar masters in Filosofie en Culturele Antropologie.
Nadat Borderline Times in 2012 in zowel Vlaanderen als Nederland met veel lof was ontvangen volgde Liefde: Een onmogelijk verlangen waarin hij de duurzaamheid van liefde in de hedendaagse westerse maatschappij onder de loep neemt. In 2016 verscheen zijn derde boek, De Wereld van De Wachter, waarover in Spiegeloog geschreven werd: ‘Dit boek lees je ter verkenning van een nieuwe, meer menselijke visie op de wereld, waarbij het oké is niet overal een antwoord op te weten. De mooiste zin in zijn nawoord: “Gebrekkig, maar hoopvol.”’
Een pleidooi voor nadenken
Een psychiater die in zijn eerste boek meteen maar de hele samenleving diagnosticeert. Het kan overkomen als een aanklacht, als een protest tegen de vervaagde grens tussen normaal en abnormaal.
U protesteert nogal. Onder andere tegen het ideaal van altijd gelukkig moeten zijn, de psychiatrisering van de maatschappij, de toenemende individualiteit en ook tegen het algehele identiteitsverlies. Waarom is dat nodig?
‘De term protest doet mij te veel denken aan roepen en winkelruiten stukslaan. Sloganeske termen brullen. Wat ik vind dat een universitair docent moet doen is: doen nadenken. Ik vind het een essentiële taak om over de wereld na te denken. Dat is geen protest, maar scherp, kritisch nadenken. In mijn praktijk zie ik mensen die verdriet en miserie hebben, die allerlei dingen meemaken. Daar probeer ik voor te zorgen. Dat is mijn core business. Van daaruit probeer ik na te denken over de wereld.’
Waarom is het noodzakelijk dat een psychiater zich naar de wereld uitspreekt over de dingen die hij in zijn spreekkamer tegenkomt?
‘Omdat, wat ik in mijn spreekkamer zie, ook met de wereld te maken heeft. Dan denk ik: “Maar wat die depressieve mens hier vertelt, dat moet ik aan de wereld vertellen, want dat is belangrijk.” Voor mij is het een soort evidentie om vanuit mijn beroep iets aan de wereld te zeggen. Scherpzinnig, streng, maar daarom nog niet protesterend. Kritisch, maar ook altijd hoopvol. Het deed mij een beetje verdriet dat mijn boek Borderline Times door sommigen werd gezien als een cultuurpessimistisch boek. Terwijl ik een hoopvolle mens ben. Ik wil mensen een spiegel voorhouden, en laten zien waar het moeilijk loopt. Laat ons nadenken en er iets aan doen. Ik wil aanzetten tot reflectie. Tot engagement.’
Engagement waarover?
‘Het grootste probleem van onze tijd, en in Nederland nog meer dan in Vlaanderen — zeg ik altijd met een zekere dedain — is zelfgenoegzaamheid. Wij vinden dat alles goed gaat, dat we het mooi voor elkaar hebben. De restaurants zitten vol. Bij de koopjes staat iedereen aan te schuiven. “Wat ligt die man toch te zeuren?”, zeggen ze dan tegen mij. “Het gaat beter dan ooit.” En dat is waar, op een bepaald niveau hebben wij het in deze wereld, in deze streek en in deze tijd ongelooflijk goed. We hebben geen honger, we hebben geen oorlog, we hebben geen grote epidemieën waar onze kinderen aan sterven. We hebben geen hongersnood, er is geen massale armoede of onveiligheid meer. Dat is ongelooflijk, dat is nog nooit eerder gebeurd in de wereld.
Toch heb ik ongelooflijk veel werk. Deze psychiater en al zijn collega’s hebben wachtlijsten van hier tot in Tokio. Wat is er toch aan de hand met een wereld die zo goed en tegelijkertijd zo problematisch is? Het zijn de psychiaters die blijkbaar de vinger op die zere plek leggen. Het is hier eigenlijk heel goed leven. En toch voelen heel veel mensen zich niet goed. Ze willen naar de psychiater.
En ik zie al die mensen, massaal, elke dag. Zelfs de mensen die niet komen willen ook komen. Over die wereld, daar moet ik toch over nadenken. Over een wereld die goed is, en toch problematisch. Daar moet toch iets meer over na te denken zijn dan pillen geven. Een wereld die het goed heeft, en toch zoveel pillen neemt. Ik weet ook niet goed hoe dat komt, maar ik wil daarover nadenken. Dat is mijn missie.’
Heeft u het idee dat u, sinds u Borderline Times geschreven heeft, het nadenken daarover meer op gang is gekomen?
‘Laat me daar voorzichtig in zijn. Dat boek heeft ongelooflijk veel succes. Dat is echt raar hè, voor zo’n boek. De titel alleen al. Het is geen kookboek, er komt ook al geen seks in voor, dus waarom zou men dat kopen? Toch is het booming op de een of andere manier. Ik kan nog altijd niet verklaren waarom dat zo is. Ik zeg: “De wereld heeft een probleem. Er is hier iets, etwas los.” En heel veel mensen geven me daarin gelijk. Natuurlijk vind ik het ook aangenaam om aandacht te krijgen, om beluisterd te worden. Ik ben ook heel blij dat er veel jonge mensen met verstand zijn die mijn woorden oppikken. Dat is goed.
Men vraagt mij: kom eens spreken bij ons. Dan krijg ik applaus; “goed gezegd!”. En dan gaat men weer over tot de orde van de dag. Dat is tot nu toe ook wel een beetje mijn frustratie. Ik spreek ook wel heel vaak voor hetzelfde publiek: namelijk voor de mensen die toch al vinden dat wat ik zeg juist is. Het doet mij plezier, laat dat duidelijk zijn. Maar die mensen zijn waarschijnlijk ook de usual suspects. Die mijn boek al kennen, die al veel nadenken. Ik moet misschien nog andere dingen vinden om juist mensen te bereiken die dat nog niet doen.’
En dan, na een korte stilte: ‘Ik moet niets natuurlijk – ik kan maar vanuit mijn positie doen wat ik doe.
Maar ik maak mij ook geen illusies. Dat boek is nu vijf jaar oud en iedereen vindt dat heel interessant. Voor mijn ego is dat niet slecht, maar wezenlijke verandering in de wereld: daar zijn we niet. Ik zou willen — en nu moet ik oppassen niet weer als cultuurpessimist versleten te worden, want dat ben ik echt niet — maar ik zou willen zeggen dat de voorbije vijf jaar, in de problemen die ik aankaart, de wereld nog niet echt gekanteld is. De westerse wereld dendert voort in een dreigende, kneuterige, consumptionistische, zelfgenoegzame, ikkige ledigheid.’
Moet het niet allemaal een keer flink op de klippen lopen voordat de wereld gaat kantelen?
‘Mijn stelling is: laten we nadenken vóórdat het op de klippen loopt. Ik zit op een boot, op een grote tanker, ik zie de klippen, ik maak mijn berekeningen en ik zeg aan een aantal mensen: “Tja, daar zijn toch de klippen?” Maar het is ook niet meer zo duidelijk wie er tegenwoordig in de stuurcabine zit. Hoe hard je ook aan het stuur draait, die tanker blijft maar gaan.
Maar ik ben geen apocalyptisch denker. Ik blijf toch spreken, ik blijf jonge mensen met enthousiasme ontvangen en zolang we blijven nadenken is er hoop. Als je maar draait aan dat stuur, en die boot gaat maar voort, als je het dan niet meer verwacht, blijkt dat-ie dan toch een bocht inslaat. Dat bestaat.’
U blijft net zolang draaien tot die bocht zich in gaat zetten?
‘Ja, dat zie ik als mijn taak. Om kritisch te blijven reflecteren. Ik vind dat ook wezenlijk voor de universiteit, daar moet nagedacht worden. Dat is heel nieuw hè, die man zegt daar iets raars. Aan de universiteit moet niet alleen gestudeerd, diploma’s behaald of gereproduceerd wat er in de boeken staat worden, zodat we dat later ook kunnen orakelen. Nee, nee, aan de universiteit moet nagedacht worden. En ik wil dus niet aanzetten om de straat op te gaan en winkelruiten in te gooien, maar na te denken en te schrijven, en ook anderen aan te zetten om bij zichzelf na te gaan: hoe zijn we er nu aan toe?’
Het einde van de normaliteit
In Borderline Times stelde De Wachter dat de hele maatschappij labiel was. Onze samenleving is gekenmerkt door een kick-cultuur, we streven constant naar genot. De belangrijke verhalen die zin geven aan ons leven verdwijnen, relaties boeten in aan duurzaamheid en worden instabieler. Het bestaan wordt leger en zinlozer. De maatschappij is ziek, en zo dus ook ieder individu die zich in die maatschappij begeeft.
Wat is eigenlijk een gezond individu?
‘“Gezond” en “gestoord” zijn categorieën die ik met voorzichtigheid hanteer. Het diagnostisch denken wordt steeds meeromvattend. De DSM neemt alsmaar toe, de categorieën ook, het begint met autisme en het eindigt bij autismespectrumstoornis, enzovoorts. Al die categorieën die deinen uit, zodanig dat we een zelfhulpgroep zullen moeten creëren voor die mensen die geen diagnose hebben. Die triestig moeten zeggen: “Wij hebben niets, niemand wil voor ons zorgen.” En ze zullen dan wel depressief worden, en zich dan aansluiten bij de depressieven.
Maar allez,! Wij zijn de moeilijkheden van de wereld aan het psychiatriseren. De moeilijke dingen, die te allen tijde eigen zijn aan het leven, krijgen nu diagnostische etiketten. En alleen met diagnostische etiketten kan men hulp krijgen, zeker in Nederland. Ik vind dat ook iets om over na te denken. Niet omdat ik vind dat dat niet mag, of omdat dat slecht is. Maar ik zeg: denk toch eens na! Dat men geen professionele hulp kan krijgen van iemand, men kan geen gesprek voeren, als er niet eerst een diagnostisch etiket is gemaakt, dat is toch vreemd?
Ik ben systeemtherapeut, ik zie de wereld als een netwerk van interacties. Het individu is voor mij altijd in interactie met de omgeving. Alles is altijd in interactie met anderen. Als ik ziek ben is het ook omdat anderen mij ziek noemen, omdat ik ziek ben in de wereld. Dus de normaliteit, die heeft ook te maken met de wereld. En als er veel meer niet-normaliteit is, heeft dat dus ook te maken met de wereld.’
Hechting in borderline tijden
Als De Wachter het borderline-criterium ‘verlatingsangst’ omschrijft in Borderline Times, stelt hij dat hechting het cruciale thema wordt voor de volgende generatie. ‘Het mainstream gezin en de mainstream levensloop zijn niet langer dominant in de westerse maatschappij. Dat zou geen probleem mogen zijn, maar tussen ouders en kinderen liggen er veel kwetsuren, en dat uit zich in de hele samenleving.’
Volgens u wordt hechting het grote thema van de volgende generatie. Wat bedoelt u daarmee?
‘Heel kort door de bocht bedoel ik het zo: we moeten goed voor onze kinderen zorgen. Voilà. In deze maatschappij, in zijn ikkigheid, zijn leukigheid, in zijn hedonistisch doorschieten moet het allemaal genieten en leuk en fantastisch zijn. Ondertussen vergeten we goed voor onze kinderen te zorgen. Het zorgen is niet altijd leuk, dat is soms gedoe. Goed voor je kinderen zorgen is ook de lastigheid daarvan durven meenemen. En ook in onze cultuur van losse relaties, waarin we wisselende partners hebben, moeten we de hechting van onze kinderen blijven bewaren. Dat gebeurt nu niet.
Die hechtingsproblemen, ik zie hoe die heel vaak doorschemeren in verschillende diagnostische categorieën. Natuurlijk gaat het bij die diagnoses ook over erfelijke, neurobiologische en hier-en-nu stressfactoren. Maar die hechting speelt heel vaak een rol: zorg voor uw kinderen! Amuseer je voor de rest zoveel als je wilt. Wissel van partner als je denkt dat dat je verbetert. Ik ben daar geen moralist in, maar zorg voor uw kinderen! Dáár moet ik wel moralistisch in zijn.
Kinderen hebben hechting, voorspelbaarheid en liefdevolle koestering nodig. Daar is ongelooflijk veel bewijs voor. Als kinderen op jonge leeftijd gekwetst worden in de hechting, zorgt dat in het latere leven voor blijvende, ernstige littekens.’
“Een wereld die het zo goed heeft, en toch zoveel pillen neemt”
Komt het daardoor dat er nu zoveel meer diagnoses vallen?
‘Nee, die toenemende diagnostiek heeft te maken met de maatschappelijke trend dat alle tekorten, al het verdriet en alle moeilijkheden gepsychiatriseerd worden. Dat wordt direct ergens in een vakje geschoven en moet bij de psychiater of therapeut terechtkomen. En als ik die patiënten dan zie in mijn spreekkamer, dan zie ik daar vaak hechtingsproblemen onder zitten.
Dat is ook een probleem in de psychiatrie, dat we alles neurobiologische aandoeningen noemen, die we dan medicamenteus en met een aantal hygiënische maatregelen omkaderen. De kern van de zaak is hechting: hoe kan ik mijn kind graag zien? Ook als dat kind niet zo voldoet aan mijn ideaaltypische, dromerige verwachtingen? Hoe kan ik mij hechten aan dit kind met een probleem? Altijd gaat het daarover, vind ik.’
Denkt u dat wanneer er een betere hechting had plaatsgevonden, bij veel kinderen stoornissen zoals ADHD of autismespectrumstoornissen (ASS) niet ontwikkeld zouden zijn?
‘Nee, dat stel ik helemaal niet. Ik weet alleen niet of het altijd een naam moet krijgen en zo gestigmatiseerd moet worden. Ik zou graag hebben dat ook kinderen die nu autistisch genoemd worden, kunnen opgroeien in een liefdevolle, gehechte relatie, zonder dat dat etiket nodig is om goede zorg en omkadering te bieden. Ik zou willen dat kinderen die een beetje stil zijn of wat minder praten, of die wat drukker zijn of een beetje van alles-en-nog-wat zijn, in een soort normaliteit bejegend kunnen worden. Ik pleit voor een zeer brede invulling van de normaliteit.
Natuurlijk moeten we vormen van heel ernstig psychiatrisch lijden wel omkaderen en medicamenteus behandelen. Ik ben geen anti-psychiater die zegt dat de maatschappij ziek en iedereen daarin normaal is. Maar ik pleit toch tegen een al té psychiatriserend omgaan met menselijk verdriet. Als wij ons niet goed voelen en dat duurt wat langer, dan word je ontvriend op Facebook. Vrienden zeggen: “Dat is geen leuke gast hoor, we vragen hem niet meer.” En dan zeggen ze: “Zoudt ge niet eens naar de psychiater gaan?” En dan denk ik: Zoudt ge niet eens naar uw vrienden gaan?!’
Ik vind dat we wat meer psychiater voor elkaar moeten zijn. De vrienden zijn er als de leukigheid er is. Partytime. En dat mag van mij, hè. Maar waar zijn de partytimers als het lastig is?’
Het neurobiologische discours krijgt juist steeds meer ruimte binnen de psychologie-opleidingen, veel meer dan bijvoorbeeld hechtingstheorie.
‘Ik ben niet tegen hersenonderzoek, dat zou heel belachelijk zijn, de hersenen zijn een interessant orgaan. Maar als we eerlijk zijn, zijn onze medicamenteuze interventies maar een deel van wat we voor mensen kunnen doen vergeleken bij een goede hechting. In het werk van therapeut is het heel belangrijk om betekenisvol aanwezig te zijn, aanwezig te zijn over de tijd heen. Hand-in-hand begeleiding. Geen gemanagede zorg die van het ene zorgprogramma naar het andere dendert, die allemaal evidence based en theoretisch ontwikkeld zijn.
Men zegt dan: ‘U bent nu beter, u moet nu naar een andere therapeut.’ Alstublieft zeg, ik kan het nu pas goed met u vinden! Over diagnosticerende categorieën heen, goed zorgen voor de mensen. Dat is toch iets waar ik in de psychiatrie aandacht voor wil vragen. Niet alleen in gemanagede zorgprogramma’s die wetenschappelijk onderbouwd maar mens vergeten zijn.
Het is ook zo’n raar idee dat wanneer mensen beter zijn, ze moeten stoppen in het programma. Dat is een hele economische visie op hulp: u bent beter, dus voilà, u moet naar een ander programma dat meer ondersteunend is. Nee, u blijft bij mij. Als patiënten beter worden komen ze minder, of soms komen ze zelfs meer. Want dan kan er juist gesproken worden. Dat is ook zo’n paradox: sommige mensen zijn heel depressief en hebben zware medicatie nodig. Vervolgens zeggen ze “Dokter, ik ben beter, ik ben erdoor.” Dan zeg ik: “Mooi, dan kunnen we nu misschien gaan spreken over het leven.”’
Vervagen van sekserollen
Een van de negen kenmerken van de borderline persoonlijkheidsstoornis is een verstoring van de eigen identiteit. De Wachter koppelt dit aan het vervagen van de sekserollen en schrijft daarover in Borderline Times: ‘Terwijl onze identiteit vroeger in grote mate werd bepaald door onze sekse, hangt ze nu zelfs niet meer vast aan onze seksuele voorkeur. Alles kan, en we komen de meest kleurrijke varianten tegen. Sekse was lang nog het laatste bolwerk, nu is ook dat gevallen.’
U schrijft in Borderline Times over de vervaging van de sekserollen. In de maatschappij wordt heden ten dage veel gedebatteerd over de identiteit van de vrouw. Wat is, volgens u, de mannelijke identiteit?
‘Ik zou dat niet weten. Wat ik doe in het boek is die identiteitsvraag opwerpen, en dan illustreren aan de hand van een herkenbaar voorbeeld van mannen, vrouwen en transgenders. Ik heb daar nogal wat ervaring mee omdat ik twintig jaar geleden heel veel mensen heb gezien met genderdysforie. Daardoor ging ik er nogal over nadenken. Over wat identiteit nu eigenlijk is, en ook over dat het zo sterk verbonden is aan gender. Dat vond ik interessant.
Ik weet nog heel goed van een vader die professor in de rechten was. Een vader van een man die vrouw ging worden. Hij was heel gezet en conservatief. Een verstandige man, die zegt: “Kijk dokter, als we niet meer weten wat mannen en vrouwen zijn, dan is dat het einde van onze maatschappij.” Na vele gesprekken zijn we er toch in geslaagd om die liefdevolle band met zijn zoon, die een vrouw was geworden, toch te kunnen behouden. Maar die kwam dus van heel ver, hè? We moeten nu gaan nadenken over identiteit in een wereld die niet meer zo’n simpele categorieën hanteert als vroeger.’
Wat betekenen sekserollen vandaag de dag nog dan?
‘Daar moeten we met elkaar over spreken. De mannelijkheid van iemand, dat is een verhaal dat zich opbouwt. Er zijn geen a priori zekerheden. Net als in deze wereld, die veel losser en meer fluïde is dan vroeger. Dat heeft nadelen, van angst en onzekerheid, maar ook voordelen van flexibiliteit.
Laten we nu blij zijn dat, wanneer een man zich heel vrouwelijk voelt, hier een oplossing voor is. Dat het niet langer verplicht is voor mannen om enkel seksueel aangetrokken te zijn tot een vrouw. Laten we bewaken en behouden dat men niet meer wordt uitgestoten of gemolesteerd als hij niet aan de normen voldoet. Maar, het is ook altijd wat in deze wereld, hè? Door die fluïditeit moeten we daar nu zelf over nadenken.’
Nadenken in een complexe wereld
‘Niet nadenken in deze complexe wereld, daar zou ik graag voor willen waarschuwen. Als ge alleen maar geniet – want dat is toch wat onze wereld propageert – wees gelukkig en leuk, plezant, amuseert u! – dan vrees ik dat u tegen de dingen aanloopt. Ik wil mensen doen nadenken. Ik vind, maar daar kan ik mij in vergissen, dat nadenken over de wereld zeer bijzonder, vervullend, zingevend, boeiend en leuk is. Zelfs nadenken over dingen die wat lastig zijn. Het zelf vinden van dingen. Het geeft een heel vredevol gevoel. Kunnen thuiskomen in wat je zelf bent gaan zoeken. Dat is goed voor een mens, denk ik.’
In Nederland was er een discussie over dat er op de middelbare school psychologievakken gegeven moeten worden, in de vorm van ‘kritisch denken’. Wat vindt u daarvan?
‘Ik pleit daar eigenlijk heel erg voor, al weet ik niet of het in de vorm van psychologie moet zijn, maar misschien filosofie? Al vanaf de kleuterschool, zeg ik altijd. Bij kleuters gaat dat heel goed, als je kleuters hoort spreken over leven en dood, hoor je dingen die soms veel verstandiger zijn dan de dingen die op de filosofie-faculteit gezegd worden. Zij kunnen nog zeggen: “Opa is in de hemel.” Dat is fantastisch. Wij zijn vervuild door intellectuele praatjes die onze spontane gevoelens onderdrukken, wij willen het moeilijk maken, wij weten het niet en wij worden cynisch. Wij kunnen niet meer gewoon gevoelig over de hemel spreken.
Als ik hier zit, en ik ben een kleuter wat dat betreft, denk ik heel graag dat mijn moeder, die nu acht jaar geleden overleden is, vanuit de hemel neerkijkt en denkt dat het wel goed is zo. Natuurlijk weet ik dat dat niet zo is in de letterlijke zin van het woord. Natuurlijk zit er niemand achter de wolken. Maar ik wil dat op een bepaalde manier zo denken. Ik wil die metafoor, die eeuwenoud is, en die in alle culturen van de wereld een manier geweest is om een verhaal te maken over dood en leven en eeuwigheid, behouden. Ik wil dat niet op een cynische manier zo wegsmijten.
Het is belangrijk om zinsvragen te blijven stellen, al is het op een seculiere manier. Op een manier die niet meer is wat de naïeve godsdienstigheid van vorige eeuwen soms gebracht heeft en waar heel veel miserie mee is geweest. Maar het helemaal wegsmijten? Alle essentiële zinsvragen waar duizenden jaren gelovigheid overheen zijn gegaan? Hoe kan de moderne, seculiere, VPRO-kijkende, bakfiets-rijdende, succesvolle hipstermens van de Amsterdamse grachten over zijn zijnsbetekenis denken?’
De toekomst
Met Borderline Times stelde De Wachter de diagnose, in Liefde: een onmogelijk verlangen? ging hij dieper in op het ideaal van duurzame liefde, en wat dat nog betekent in de hedendaagse maatschappij. In zijn nieuwste boek, De Wereld van de Wachter, kijkt hij naar de toekomst en durft te hopen op betere tijden.
Even terug naar de boot waarmee we richting de klippen varen. Hoe ziet u de omslag voor zich? Praat u tegen uw collega’s, of juist tegen de maatschappij?
‘Ik praat weinig met mijn collega’s, hier in Vlaanderen zijn Paul Verhaeghe [Vlaamse hoogleraar klinische psychologie en psychoanalyse, red.] en ik de enigen die zich openlijk uitspreken. Wat er wezenlijk verandert is dat ervaringsdeskundigen in de psychiatrie worden ingezet, op alle niveaus. Voor mij is dat een revolutionair gebeuren en ik denk ook niet dat dat nog terug te schroeven is. We moeten oppassen dat we er geen hype van maken, dat het overal herstel en kwetsbaarheid wordt. Maar ik zie in de westerse wereld voorlopig nog geen grote kentering.
In de geschiedenis zie je dat dat soort dingen altijd in golven gaan, op momenten dat men het niet verwacht. Niet gestuurd door leiders, maar bottom-up-achtige processen die ineens mechanismen doen barsten. Meestal moeten mensen eerst tegen de onmogelijkheid aanlopen voor er iets kan veranderen. Dat is echt lastig voor het menselijk dier. Wij geven onze zelfgenoegzame positie niet zomaar op.’
Wat zou ons kunnen helpen om de door u aangestipte problemen in Borderline Times te overwinnen?
‘Dat boekt werkt wat mij betreft als een psychotherapeutisch proces. Wat het doet is het in vraag stellen van een verhaal, van de evidenties en van de dingen waarvan mensen zeggen “Dat is gewoon zo.” Die dingen ondervragen, zodat het op losse schroeven komt te staan. Niet omdat ik losse schroeven goed vind, maar dan ontstaan er nieuwe gedachten. Dan hoop ik dat mensen, vooral jonge mensen dus, gaan nadenken. Nadenken over relationele instabiliteit, zinvol bezig zijn, ongebreideld genieten, impulsiviteit.
Mensen moeten zich afvragen: hoe gaat dat bij mij, hoe is dat bij mij? Hoe is het met mijn normaliteit gesteld? En wanneer men daar met elkaar over in gesprek gaat, kan men daar misschien iets in vinden, en in laten kantelen. Ik vind het in ieder geval belangrijk om daarover te spreken. Ook in mijn consultaties is het zo: sommige mensen doen er iets mee, maar sommigen kunnen er geen betekenis aan geven. Belangrijk is dat ze het zelf doen, dat ik niet moet zeggen hoe patiënten moeten leven. Psychotherapie is niet zeggen: “En nu moet gij op tijd gaan slapen en ’s ochtends vroeg opstaan, goed uw pilleke nemen, op tijd gezond eten en voldoende bewegen. Want dat is bewezen, door de wetenschap.” Zo marcheert dat niet, hè? Het gaat om mensen spreken. Vragen te stellen: Hoe is uw leven? Hoe gaat dat met uw geliefde? Hoe gaat dat met uw ouders? Met uw vrienden? Wat doet u graag? Dat ze naar huis gaan en denken: “Van dit gesprek heb ik niets begrepen”, maar toch doet het iets met ze. Vaak op een onbewust niveau.
Het onbewuste mag ook niet meer genoemd worden op de universiteit. De psychoanalyse is nogal verouderd, ik ben geen psychoanalyticus en ik vind inderdaad dat ze zich verloren zijn in een soort intellectualistisch denken waar de pragmatiek wat uit verdwenen is, maar dat onbewuste is toch iets waar we moeilijk omheen kunnen. Dat komt dan via de achterdeur weer de wetenschap binnen. In debatten over de vrije wil en zo. De eeuwige terugkering der dingen.’
“Wij geven onze zelfgenoegzame positie niet zomaar op”
Wat zou u willen zeggen tegen onze generatie psychologen, die binnenkort het werkveld in gaan? Wat is de rol van de psychologie als wetenschap en als kunde?
‘Ten eerste, laat mij zeggen: doe uw vak goed. Met hart en ziel. Zorg goed voor uw patiënten. Dat is uw core business. Voordat we van alles anders gaan vertellen, studeer wat nodig is, wees verstandig, zorg in uw werk goed voor uw patiënt.
Ten tweede, en dit is een soort oproep, wat u daar hoort, bij die patiënten, dat kan u toch niet gevoelloos houden voor de wereld? Ik vind dat psychologen, therapeuten en psychiaters veel te stil zijn. Dat ze veel te weinig doen met de tekorten, verdrietigheden, onrechtvaardigheden en toestanden die ze elke dag, in de duisternis van hun besloten consultatieruimte, horen.
De patiënt zegt: “Mijn pa heeft mij weer beledigd.” Wij geven dan een antidepressivum of zeggen: “Doe een assertiviteitscursus.” Maar dat zegt toch ook iets over het feit dat bazen respectvol moeten zijn? Ik vind dat de zachte sector veel te braaf is en veel te weinig vanuit zijn vakgebied uitspraken doet over de wereld. Dus misschien toch, zou er iets meer protest moeten zijn. Psychologen zijn heel goed geplaatst om de onrechtvaardigheid, het misbruik, het verdriet, het tekort en de miserie die ze elke dag horen op een maatschappelijke manier aan bod te laten komen. En dat wordt weinig gedoceerd aan de universiteit.’
U schreef in De Wereld van de Wachter: ‘Onze generatie heeft het behoorlijk verknoeid. Jullie zijn nu aan zet.
‘Ja, ah wel. Punt.’
Wat bedoelt u daar precies mee?
‘Twintigers, dat is de wereld van morgen! Als die niet mee zijn, gaat het niet lukken. Geloof mij, het verburgerlijkt heel snel allemaal. Men heeft werk, en men heeft een gezinnetje en een kindje en het huis moet afbetaald worden en al die ideeën om voor de wereld iets te doen dreigen heel vlug te verpieteren tot de dagdagelijkse kneuterigheid van het bestaan. Het is dat jonge volk dat ik warm moet maken voor het ware leven. De jonge mensen moeten het gaan doen.
Soms word ik afgedaan als naïef, dat vind ik nog niet zo erg. Maar soms word ik ook afgedaan als cultuurpessimistisch. Dan zeggen ze: “Oh, wat zit die man te zagen.” Dan denk ik: “Kom eens mee een consultatie doen, dan?” Als het allemaal zo goed gaat, waarom heb ik dan zoveel patiënten? Ik zie hoe meer dan een miljoen mensen alleen al hier in België kalmeerpillen moeten hebben om het hoofd boven water te houden. Het gaat allemaal goed, maar wat is de prijs die we ervoor betalen? De suïcidecijfers zijn nog altijd zeer hoog, al die depressies, burn-outs, chronische vermoeidheid, kun je dat opzij zetten? Ik wil dat erbij halen.
Jonge mensen zijn vatbaar voor die boodschap. Als het leven verder gaat, dan zie ik hoe het minder een topic wordt. Men splitst het af, men wil daar niet te veel van weten. Dus het is de jeugd die aan zet is. Voilà. Daarom doet het mij veel plezier dat jullie hier zijn.’ <<
Wolter de Boer en Maaike Posthuma voerden in collegejaar 2017 – 2018 de hoofdredactie bij Spiegeloog. Wolter de Boer doet de bachelorspecialisatie Klinische Psychologie, Maaike Posthuma doet haar masters in Filosofie en Culturele Antropologie.